donderdag 11 april 2013

Van nare mensen en dat soort zaken.

Maar goed, zo'n soort man was hij dus. Ik moet nu even beginnen over plagiaat, want ik heb een groot deel van deze tekst overgeschreven van het Blog van ene Lucas. Dat Blog heet: www.lucasfietst.blogspot.nl/
Dat is onzin natuurlijk, het is mijn tweede van drie Blogs die ik zelf schrijf, maar, kritische lezers zouden zich bedrogen kunnen voelen, mochten ze het "In de super Blog" ook hebben gelezen. Maar, het verhaal gaat nog steeds over datzelfde mannetje, eigenlijk dat echtpaar, van het vorige 'In de super' verhaal.
Er zijn in een super, ik vertelde het wel eens: leuke klanten, hele leuke klanten en absolute klootviolen. Een andere scheiding kan ik, en mijn "co-workers", ja, ja, ik word modern, er ook niet van maken. Ik sprak er al over: mensen die koelvers producten achteloos in de schappen werpen, mensen die blikjes openmaken en half leegdrinken of pakjes kaas half opeten en weg gooien. Allemaal stik vervelend, maar je kunt er geen r..., niets, aan doen. Die mensen zijn altijd zo gehaaid dat ze het buiten je zicht doen. Maar goed, de ergste figuren zijn die figuren zoals dit 'mannetje', deze vreselijke kwaak. (Nee, hij zal zichzelf nooit herkennen in dit stukje. De man is zo vol van zich zelf dat hij vermoedelijk elke avond naar video's, foto's of dia's van zichzelf zit te kijken van uit zijn tweede vaderland, La Douze Franz, zijn uitspraak.)
Ik ken hem nu al heel wat jaren.
Ooit had ik een Franstalige collega, ene Pim. Zijn vader was hoofd inkoper van een Frans wijnmerk (heb je dan andere? Ja die bestaan zeker en zelfs veel betere, zoals Chileense en Australische merken, maar dit terzijde) in ieder geval, Pim studeerde dik en moeilijk aan de VU. Politicologische en internationale relaties en dat soort vage Harry zaken, die ons dus uiteindelijk de Euro en, bijna?, de bedelstaf brachten.
Ik houd van taal en spreek er drie vloeibaar. Maar, het Frans, daar had ik wat moeite mee. Dat kwam omdat dat in mijn tijd, de jaren zestig lieve lezers en lezeressen, alleen maar behandeld werd omdat je alle afwijkende uitgangen van -er, -re, -ir en je ne sais quoi, uit het hoofd moest kennen. Ik kreeg een pl.....  hekel aan die taal. Dat, terwijl we een fantastische leraar Frans hadden. We noemden hem Richard, maar zo heette hij niet, weet ik nog wel. Ik kreeg een beetje verkering met zijn dochter. Geen al te knappe meid, maar wel lief. We haalden enige landelijke bekendheid doordat we, tijdens de Zuidlaardermarkt, een hele grote jaarmarkt, de grootste en oudste en bekendste jaarmarkt ter wereld en dus  internationaal bekend, in het reuzenrad zaten te zoenen. Achter ons zitje had een cameraploeg van de toenmalige NTS plaatsgenomen en die filmde dat toevallig en zo zagen mijn ouders (en de hare) dat op het acht uur journaal.
Ik had haar verteld over de problemen met de cijfers die haar pa me gaf en, man oh man, liefde is sterk. Of hij mocht me graag of zij sjoemelde met zijn papieren, in ieder geval, mijn laatste rapport cijfer voor het examen stond op een zeven. Daarvoor stond ik op een drie en zou ik niet aan het examen mee hebben mogen doen. (Daardoor moest ik dan dus nog een jaar school doen en nog een jaar later bij de Marine komen, maar, in ieder geval, ik was haar vreselijk dankbaar.)
Wat een verhaal weer, zeg. Maar goed, later bleek ik een liefde voor het Frans op te gaan vatten. Ik begon de taal te spreken, las Franse schrijvers, soms zelfs in het Frans, nee, natuurlijk in het Frans, ging van Franse chansons houden en breng nu mijn vrije tijd door met het slapen onder bruggen, met een stokbrood onder mijn ene arm, een fles rood onder de andere en een alpino op mijn knar!
Met Pim lulde ik dus, school, Frans en ik leerde van hem en via hem aardig bij.
Tot 'hij' kwam. Hij hoorde onze Franse 'conversatie' en kwaakte van dit en van dat, wist dat 'Mis en Bouteille' een leuk plaatsje was en Pim vroeg of hij 'Rappel des Eglises' kende en ja, hoor, hij kende 'Herhaling van kerken' heel goed. Dat was zo een aparte provincie! Ja, je most hem niks over Frankrijk vertellen, nee, dat zat wel snor. Stikkend en snikkend van de lach was ik toen maar weggelopen.
Ik was afgelopen dinsdag druk en niet in mijn 'hum', zoals een ouderwets woord, ik heb het gezegd dat ik die ga gebruiken en ik waarschuw niet meer, dat zo mooi uitdrukte. Ik was ook niet helemaal alert, dat is dan wel een modern woord en ik zag hem/hen, ze zijn altijd met z'n tweeën, een ding waar E. en ik ook al niet tegen kunnen,, dus niet aankomen. En nu? Waar kan ik heen? Waar kan ik nog naar toe? Nergens dus.
"Vluchten kan niet meer, zou niet weten hoe, vluchten kan niet meer, zou niet weten waar naar toe", was een regel uit een musical van Annie M.G. en ja, nou ja, liever, nee, vluchten kon ik ook niet meer. Het mannetje, dat altijd beweerde dat hij zoals gezegd een Frankrijk kenner bij uitstek was, want hij wist dat het (niet bestaande) restaurant Sortie sur Merde, in het (eveneens niet bestaande Mis en Bouteille) een fantastisch restaurant was en dat Mis en Bouteille een heel leuk plaatsje was. (Nee, ik overdrijf niet. Het is een domme man, no shit.) Dat mannetje schoot me keer op keer aan over De Koers. Hij wist (hij had me wel eens zien fietsen vanaf de winkel) dat ik van wielrennen hield en houd. Hij stevende op me af, zijn, wat slaafse echtgenote met de boodschappen kar achterlatend. 'Die Kantsjelarie, dat is een vieze en smerige oplichter!' begon hij, te blèren. 'Je weet nu toch ook wel dat die gozer een heel nieuwe drog heeft opgepakt. Dat is een boef, gadverdamme dat wielrennen. Hij had ook al een motor in zijn fiets ingebouwd, en nu deze doping weer, wat een geweldige klootzak, ik baal van dat fietsen, bedriegers, man, allemaal bedriegers, met motoren in de fiets, nee dan ik, ik ben al een zeventiger en ik, ik ga..' Mijn bloeddruk, die over het algemeen keurig rond de 120/75 RR schommelt, nam een sprongetje, nu ja, sprongetje? Als ik aan de Olympische Spelen 'bloeddruk verhogen' had kunnen deelnemen, had ik, met voorsprong Platina gewonnen, ik zweer het. Ik ging vlekken zien en stemmen horen! Ik begon te dakken! Maar, leerde men mij: de patiënt, sorry, in dit geval de cliënt, heeft altijd gelijk. MAAR NU EVEN NIET! 'Maar mijnheer', vroeg ik, 'hoe komt U er nu bij dat de coureurs een motor in hun fiets hebben ingebouwd? Dat kan helemaal niet. Die fietsjes wegen het toegestane gewicht, da's zes kilo en een beetje. Zo'n motor weegt al zes kilo of zo, dat kan toch helemaal niet? En waar moesten ze dat ding dan laten? Dat frame, dat is zo smal en klein en compact, daar kun je met moeite twee bidonhouders op kwijt en dat is het dan! En welke drog heeft Cancellara dan wel genomen? En, als U dat wielrennen zo erg vindt, waarom kijkt U dan? Kijk Cancellara is gewoon de beste coureur van het moment, samen met Sagan. Ja, in Uw tijd was dat Maurice Garin, natuurlijk nog, maar nu niet meer, hoor!' 'Garin, Garin? Wie is dat nu weer? Die ken ik helemaal niet, Van mijn tijd? Wat lul je nou man, ik weet alles van wielrennen, man, maar Garin? Nooit van gehoord.' 'Nou, die Garin was de eerste Tour winnaar ooit', antwoordde ik, enorm pissed off, 'Dat was in 1903, dat moet U zich toch herinneren, aan Uw gezicht te zien?' Over het gelaat van haar, zijn slaafs aandoende vrouw, die net was naderbij gekomen, gleed een glimlach en, verdomd, ik meende een knipoog te bespeuren.

-- Even een dag of wat geen Blogs meer. Wij zijn er even uit, heerlijk. Ja en in een helemaal internet vrije omgeving. Ik meld me wel weer eens.--

Geen opmerkingen:

Een reactie posten