dinsdag 30 december 2014

Voor allen, de beste wensen van ons.









Ja, het begint nu toch aardig tegen het einde van het jaar te lopen. Nog een dag en dan mogen we het weer eens doen, vuurwerk afsteken, dus, natuurlijk. De voorschriften voor dat afsteken van zijn behoorlijk strenger geworden. Vanaf dit jaar mag je pas op oudejaarsavond, vanaf 1800, geloof ik, beginnen met knallen. Tot mijn grote verbazing houdt men zich daar redelijk aan. Waar ik, maar vooral de huisdieren, tot dit jaar vaak vanaf half december werden opgeschrikt door enorme dreunen, hoor ik nu, heel af en toe een bescheiden knalletje.
Ja, zo'n laatste bericht van het jaar, daar moet je wat mee, natuurlijk. Een overzicht van het jaar geven, denkelijk. Zoals alle journaals en nieuwsrubrieken. Maar, nee, ik ben een lui mens en doe daar niet aan mee. Lees de Blogs van het afgelopen jaar maar na, als je een overzicht wilt. Het enige waar ik wel bij stil sta is het overlijden van onze lieve poes, Tabby. Ik heb het daar nog steeds moeilijk mee. 
Maar verder? Nee, hoor. Geen overzichten en geen berichten. 
Ik wens jullie, allen, volgers en lezers en critici van mijn Blogs, het allerbeste voor 2015. Ik zal wel doorgaan met schrijven over De Keten, hoewel dat wel minder frequent zal worden, nu ik nauwelijks meer werk. 
Het grappige is dat elke werkdag nu op een vrijdag lijkt, het is bijna weekend, en elke werkdag ook op een maandag lijkt. Dat is dus weer een dag dat ik na een aantal dagen vrij opnieuw moet beginnen.

Wel heb ik wat wensen voor het nieuwe jaar: dat bepaalde maten van me hun vete bij gaan leggen, dat mijn kinderen en kleinkinderen het allemaal goed en gezond blijven doen, dat mijn lief en ik een gezond jaar gaan hebben en dat mijn gehoor zal verbeteren. (Nee, ik ben niet doof, iets hardhorend, begrijp je?)
En natuurlijk hoop ik dat jullie, vrienden en vriendinnen en gelieven, een heerlijk, gezond en hopelijk gelukkig jaar tegemoet gaan. 
Tot 2015, goede dagen, hou het netjes en kijk uit met vuurwerk.
De beste wensen van mij en E.


zondag 28 december 2014

Afscheid van een FM

Nee, nee, nee, we nemen geen  afscheid van onze huidige FM hoor, althans niet de laatste keer dat ik keek. De man is te kort geleden aan getreden om nu al weer pleiten te gaan. Alhoewel je nooit kan weten natuurlijk, maar zijn uitspraak dat hij het "hier wel enorm naar zijn zin had en het wel een tijd zou volhouden", doet niet geloven dat 'ie alweer weg is op korte termijn. Tenzij hij natuurlijk "beroepen" is om in het "Heiligdom de Heiligdommen" te gaan werken, zijnde het hoofdbestuur van onze Keten, ergens ver weg in een provincieplaats. Goed, ik lees nu dat ik de gebruikelijke Mokumse arrogantie hanteer. Alles wat niet in Mokum Alef zelf woont, is al gauw een provinciaal. In het geval van het wonen boven het IJ, dan. In de provincie Noord Holland, begrijp je? Alles wat niet in Noord Holland, maar buiten Amsterdam, woont is dus, in Mokumse bewoordingen makkelijk gesproken een "boer."
De grap is natuurlijk dat er nauwelijks nog authentieke Amsterdammers te vinden zijn in de stad. Er is een kleine groep in de Jordaan, misschien nog wat in oud Zuid, maar dan houdt het wel op. De meeste Mokumers, ik heb er bijna de helft van mijn leven toe behoord, zijn import. Vooral afkomstig uit de provincie, maar ook vaak, ik dus ook, uit het boerenland. Mijn ooitmalige schoonmoeder bleef me, tot ik ging scheiden van haar dochter, toch nog steeds betitelen als agrariër, ondanks dat ik, in mijn beroep de halve wereld had gezien en zij nooit veel verder kwam dan de Albert Cuyp-  of de Dappermarkt. Dat ze zelf geboren en getogen was in Noord, vergat ze dan maar voor het gemak.
En, geloof me, de vaak wel authentieke Amsterdammers wonen tegenwoordig bijna allemaal in de provincie, de Zaanstreek, Purmerend en zo, of op het Boerenland, zoals Weesp, Almere en Lelystad.  
(Sterker: een import Mokumer, geboren en getogen onder de rook van 010, daarna in Utereg gewoond hebbende en door zijn partner in Amsterdam geïmporteerd, schreef me, na mijn verhuisbericht naar A'veen ontvangen te hebben, of het ons beviel daar op het boerenland en of de kipjes en de geiten het goed deden. Over hoofdstedelijke grachtengordel arrogantie gesproken.)
Maar soit, jullie zetten me weer helemaal op het verkeerde been, dus. Nee, de FM gaat weg. Niet die van ons filiaal of van welk filiaal van de Keten dan ook, nee de FM van tout Nederland stopt er mee. Ik bedoel hiermee natuurlijk de FM, mijnheer Van Dalen, die al tien jaar kleur heeft gegeven als de wat slome, wat 'lul....', wat sukkelige Filiaal manager in de Albert Heijn (om concurrentie vervalsing tegen te gaan, hierna anders genoemd) spotjes, die altijd keurig in donkere pantalon en blauw overhemd met stropdas gekleed was.
De acteur die gestalte geeft aan die mijnheer Van dalen, Harry Piekema, vind het nu, na tien jaar, welletjes en wil weer terug naar het toneel, zijn eigenlijke vak. Nu ja, dat is logisch. Maar we zullen hem missen. Op zijn manier was het een geweldige leuke vent, die altijd, met zijn wat scheve lach, de boodschap wist over te brengen. Ik heb geen idee wat voor profijt de mannen in blauw van hem hebben gehad, maar ik neem aan dat het wel zijn geld heeft opgeleverd.
Met het aankondigen van het vertrek van de FM schoot me opeens weer een oude anekdote te binnen, die een jaar of tien of negen geleden speelde. Piekema was nog aan het begin van zijn carrière zeg maar en nog niet helemaal en alom bekend bij iedereen. Ik werkte, het was zomer weet ik nog, nog niet zo lang in mijn huidige filiaal. Het was op een vrijdagmiddag, rond vier uur, ik had (zo'n vermaledijde) avond dienst en moest de vrachtwagen met de KW goederen lossen. Dat waren in die tijd toch gauw een zestig of zeventig containers. Zware en onhandelbare karren, met bier en wijn en dat soort zaken. Ik stond die middag er alleen voor. (Dat dat allemaal niet mocht en zo, nu ja, daar ga ik niet verder op in.) Mijn toenmalige FM, ik ken hem nog wel van uiterlijk maar ik weet alleen nog dat hij Martin heette of zo, schoot me te hulp. Hij was een vrij kleine en gedrongen man, met een beginnende buik, dus totaal niet lijkend op die mijnheer Van Dalen. Zoals gezegd, het was zomer en warm en hij deed zijn colbert uit. Nu liep hij in zijn blauwe overhemd, met stropdas en donkere pantalon, containers van de klep te trekken en de winkel in te duwen.
We waren halverwege en het zweet liep ons aardig van het gelaat en op onze ruggen. Een wat oudere bezoekster van de winkel kwam met een gevulde tas het pand uit en stond even naar ons te kijken. Tussen twee kleppen door, schoot ze Martin aan: 'Goh mijnheer, ik vind U zo aardig! Ook tegen die Rachid, die Marokkaanse jongen bent U altijd leuk. Maar, die is af en toe wel slimmer dan U, vind ik hoor. Maar, ik vind wel dat U mijn favoriet bent!'
Water zien branden, het in Keulen horen donderen, donderslagen uit een strakblauwe lucht horend, liet ze ons achter. Martin keek mij aan, ik hem dus ook, we haalden aanvankelijk onze schouders, niet begrijpend, op. Maar de oudere dame kwam terug. Haar rollator stond nog in de hal of zo. Martin sprak haar aan. 'Maar mevrouw, hoezo kent U me dan? Ik ken U verder niet.' (Geen antwoord dat op een verlangen tot klantenbinding duidt, maar daar was zijn verbazing te groot voor.)
'Nou, ontken het maar niet, U doet Uw spotjes voor -piep- zo goed en zo leuk, ik moet altijd om U lachen, hoor.'
Toen vielen er een paar kwartjes. 'Goh ze bedoeld die en die vent, Martin, die man van de -piep- reclames.' Senior had haar rollator gepakt en passeerde ons weer. Vertwijfeld zei M. nog dat hij niet die was die zij bedoelde en dat deze winkel niet de -piep- was, maar De Keten. Mevrouw keek, bijna liefdevol, naar hem. 'Trek het U niet aan hoor, ik begrijp dat U niet beroemd wilt worden, u heeft al genoeg werk. Ik ga het verder aan niemand vertellen. Dag mijnheer.'




zaterdag 27 december 2014

Bijna de GAR bereikt

Ik weet het, ik weet het. Je hoeft me niet meer met mijn neus op dat feit te duwen. Ik weet het al een tijdje, dus ja, het verrast me niet meer, natuurlijk. Ik heb me er wel al bij neergelegd, overigens. In mijn hart niet hoor, dat durf ik eerlijk te zeggen, maar, mijn geest zegt wat anders. Het is een dingetje, zeg maar, Goh, hoe haat ik die laatste woorden, maar ja, het is een natuurlijk, lees biologisch, gegeven. Oh, ik heb het meer meegemaakt in mijn omgeving. Vaak en veel trouwens en ik had, ik was veel jonger toen nog hè, moet je weten, voor me zelf besloten om nooit zo te worden, maar ja, zoals Elschot al zei: "tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren" en ja, dat is natuurlijk gewoon zo. Dus ja, ik ben het toch geworden. Ondanks alles.
Langzaam, hoor, dat wel. Je merkt het nauwelijks, weet je. Nee, dat weet je niet, want je hebt mijn leeftijd nog niet. Maar, geloof me, als ik zeg dat het sluipend komt. Nee, het heeft niets met Miserie of Narigheid (privé) te maken. Je weet, ik noemde zijn naam vaker, dat er een filosoof is, die ik nogal bewonder. Een man met een brede en wijde kennis en die er nogal veel over geschreven heeft. Nou ja, over dat Miserie en zo. Die man heet(te) Paco Saul. Een belezen man, een wijze man, een aardige man ook, heb ik begrepen van hen die hem hebben gekend, of zijn geschriften hebben gelezen, maar ook en vooral een man die rake uitspraken deed. Over narigheid zei hij bijvoorbeeld: "Miserie komt op snelle paarden maar gaat met trage ossen weg" en denk daar maar eens over na. Nou ja van af de apostrof ben ik de gene die die woorden zeg, maar, hij heeft wel gelijk. Nee, hij heeft groot gelijk.
En ja, ik ben het dus ook geworden. Ook langzaam en sluipend en zonder dat ik het zelf in het snotje had. Mijn omgeving? Misschien wel, ja, maar, nogmaals, het gaat zo sluipend en zo traag dat zij er natuurlijk ook in meegegroeid zijn. Kinderen, kleinkinderen, mijn liefste E., ze hebben het allemaal langzaam meegekregen. Maar ook de meeste van de collegae waar ik al wat langer mee werk. Maar ook mijn weinige, maar trouwe vrienden, die ik twee maal per jaar in het café ontmoet. Ja, soms zeggen ze er wel wat van, of herhalen ze het nog eens, maar echt kritiek, nee dat heb ik niet van hen gehad. Nu ja, soms, een bedekt woord, een opmerking, een zucht of zo. Maar, ze hebben me er nooit om veroordeeld, hoewel ik het me helemaal zou kunnen voorstellen dat ze het wel zouden willen of kunnen doen.
Is dat loyaliteit of collegialiteit of vriendschap? Dat kan, natuurlijk. Ik ken hun beweegredenen niet, natuurlijk, zo diep praten we ook weer niet, het is altijd "druk, druk, druk" in De Keten, nu ja, in ons filiaal dan. (Dat komt natuurlijk ook omdat we steeds minder volk op de werkvloer hebben en nog steeds een van de schoonste winkels van onze Keten zijn, maar dat even terzijde.)
Kan ik er wat aan doen? Ja, vast wel. Maar wil ik het ook wel? Diep in mijn hart, (houd ik nog steeds veel van jou) is een liedje dat Willeke Alberti ooit, in de jaren zestig zong. Wie? Willeke Alberti. Nota bene: een zangeres, tevens actrice, die ooit getrouwd was met ene Soren Lerby, ooit een topvoetballer bij 020 en ook met ene John de Mol. Ja, de man die nog steeds van die bagger voor de Tv produceert en de moeder van John de Mol Jr, die in de voetsporen van zijn vader is getreden en ook al die bagger enzovoort.
En, diep in mijn hart, heb ik der helegaar geen zin in, om al die moeite te gaan doen en mijn leven weer eens om te gooien. Weer? Nu ja, da's sterk uitgedrukt, maar in mijn vorige leven was elk nieuw schip, elk nieuw bataljon, elke andere kazerne weer een vorm van je denken en leven omgooien. Nee, met partners had ik dat niet zo. Ik ben pas aan mijn tweede toe, dus dat ligt geloof ik onder het landelijk gemiddelde.
Dus ja, ik laat het maar een beetje gaan. Langzaam aan bereik ik de GAR. Wa's dat? Vertel, vertel, we willen het weten! GAR is een Amerikaanse (Slangmerican) afkorting voor Golden Age (of) Retirement en dat hoef ik niet te vertalen, denk ik? Ik kom daar nu dicht bij in de buurt. Doordat ik, bijna "redundant" , overtollig is dat, ben geworden, denk ik niet dat ik er nog iets aan moet veranderen. De twee maal zes uur in de week die de collegae of chefs nog met mij moeten optrekken, loont de moeite van een extra inspanning mijnerzijds niet, bedenk ik me al een dag of wat. (Ja, die winterdagen hé, je hebt toch wat meer tijd om na te denken of zo.)
Dus nee, ik doe er verder niemand kwaad mee. Dat weet ik zeker. Ik maak het alleen me zelf wat moeilijker, misschien. Nu ja, het is mijn leven, toch? Dat mag ik toch leven zoals ik dat wil? Nou dan.

Nee, wat krijgen we nu? Wat een rare reacties op mijn FB. Hoezo, hardhorend? Hoezo gehoorapparaat? Hoezo, sluipend doof? Ik ben helemaal niet doof, ik ben slechts een beetje hardhorend en dan ook nog maar aan een oor, ja, duidelijk, ja?
Doe niet zo maf. Ik, gehoorapparaat? Joh, laat naar je kijken. Nee, ik word steeds meer Grumpy, dat bedoelde ik. Dat ben ik, dat weet ik en dat verander ik niet meer. Beloofd is beloofd.



dinsdag 23 december 2014

Nog effetjes (ook over het Kersteten)

De kerstdrukte is nog net niet op haar hoogtepunt. De meeste mensen wachten tot de twee dagen voor de Kerst om hun (laatste) dus 'vers' inkopen te gaan doen. Dan, in dit geval vandaag en morgen, begint de echte  run op zuivel- en vleesproducten, op vis, kip/gevogelte, salades en brood en zo. In die dagen doe ik minder goede zaken, hoor. Mijn aanbiedingen, mijn actie producten, zijn dan al een week of twee op de markt en ja, wat ingevroren is, kun je lang bewaren dus de meeste mensen hebben hun ijs of bladerdeeg, hun friet of Pomme Duchesse, hun ijstaarten, kreeft of Sint Jacobs schelpen al lang in huis en in de vrieskast/-kist/-vak liggen. Dat lijkt er dus op dat ik een paar makkelijke dagen zal hebben? No way, geen weg. Oke, vandaag was het een wat minder drukke dag, voor wat betreft de vracht dan, maar ik had nog een hoop restanten van de vorige week staan, die der wel in mosten en ook konden. Dus ja, vanaf zes uur vanmorgen was ik, tot het klokje van gehoorzaamheid van elf uur, wel druk, druk, druk.
Zoals jullie gelezen kunnen hebben, nu ja, moeten hebben, vind ik natuurlijk, is het bezuinigingstijd, ook bij De Keten. En dan vooral op personeelsgebied en oh ja, ik moet wel eerlijk vertellen dat we, in tegenstelling tot eerdere en sombere gedachtespinsels van mij, een fraai kerstpakket hebben ontvangen. (De band DRUKWERK, in de jaren tachtig nogal populair, zong bij monde van Harry Slinger, ooit: je bent nu jezelf niet, je bent ziek van verdriet. En dat was ook wel zo in die tijd, maar jullie hebben dat meegekregen.)
Het was een een aardig pakket ook weer. Dus: Keten: dank, veel dank. Met kerstpakketten is het zelfde aan de hand als met Banket letters of dat soort dingen: het is een teken van de 'bazen' dat ze je werk waarderen. Het is geen recht, het is een gift, begrijp je?
Maar goed, op personeelsgebied gaat er dus veel veranderen, nee is er al veranderd in ons filiaal. Er zijn een heleboel medewerkers niet meer, want overgeplaatst en zo en er zijn een heleboel personeelsleden minder want die moeten, net als schrijver dezes, minder uren maken, minder gaan werken dus. Hetgeen zich trouwens wel een beetje wreekt, qualitate qua dan, zeg maar.
Maar wat me ieder jaar rond deze tijd weer opvalt is het gedrag van de winkelende medemens. Ik bedoel dat mensen met de kerstdagen een soort "vrede op aarde gevoel" zouden moeten hebben. Je zou toch verwachten dat de Kerstdagen, net als in het spreekwoord, zijn schaduw vooruit zou werpen, maar niet veel is minder waar. (Dat spreekwoord? 'Grote zaken/dingen/gebeurtenissen werpen hun schaduwen vooruit, Nou ja, het is ook een spreekwoord geworden, maar het is eigenlijk een Bijbel citaat uit de openbaringen, maar goed, Bijbelvast als jullie zijn hoef ik dat niet uit te leggen, toch? En ja, er is weer een stichtelijk woord gedaan.)
"Wat bedoelt de schrijver hiermee?" moesten we dan vroeger in de les Nederlands beantwoorden als we weer eens een vreselijk saai en stoffig boek van een vreselijke en stoffige schrijver hadden behandeld en daar overhoring over kregen. Vaak was ik het boek al helemaal kwijt, ja in de mind dan. Ik ben een enorme lezer en ik hield als kind daar al van, maar die verplichte boeken? ik wier der gestoord van. Een zwerver verliefd, staat me bij, van Arthur van Schendel, maar ook Bint, van Bordewijk of van die moeilijke meuk van Hermans. Van die boeken die je een veertien- of vijftienjarige door zijn strot wringt en waar die dan een totale aversie van lezen door krijgt. Nee, wij lazen graag Turks Fruit en ik hoef natuurlijk niet uit te leggen warum, wieshalb? Maar wederom: geen weg. En ik hoef wederom niet uit te leggen waarom niet?
Ik had De komst van Joachim Stiller op mijn lijst staan, van Hubert Lampo, (nog) een van mijn lievelingsschrijvers. Dat mocht dan weer wel, want dat was "magisch-realistische" literatuur, die in de jaren zestig bon-ton was. Wat de sufklo... van het onderwijs ontgaan was, was dat het gewoon een spannend boek was, een soort thriller, waar ook de nodige seks in voorkwam, overigens. Dus ja, dat examen kwam ik...
Mensen, wat laten jullie me steeds afdwalen. Hou daar eens mee op! Het ging er gewoon over dat mensen tot de dag voor de Kerst nog steeds geen idee hebben wat ze willen eten met die dagen en dat ze dan, helemaal uit hun hum, nou ja, gewoon chagrijnig bedoel ik daarmee, in die toko rondlopen met een enorme lijst aan benodigdheden, ja, vind ik ook een mooi woord, maar met nog maar een vaag idee wat het menu nu eigenlijk moet gaan inhouden. (Voor een goed begrip, voor mij hoef je je niet vol te stoppen met die dagen hoor. Sterker nog, ik vind het allemaal een beetje absurd en overdreven. Wij doen het dit jaar, net als vele vorige, sober. Salades, brood, soepje, wat lekkere hapjes, that's it.)
Vaak staan de vaders van de gezinnen met die dagen te koken, dat doen die dus een maal per jaar. 'Nee, vrouw/partner/geliefde/verloofde, ik kook het kerstmenu. Geloof me, dat komt helemaal goed.' En, omdat ze de bladen AH en Boodschappen en al die huisbladen van allerlei Supers in huis hebben, kiezen ze de meest fraaie en dus meest moeilijke recepten uit. Die fraaie en moeilijke recepten zijn net aan doenbaar voor een man/vrouw die aardigheid heeft in het koken en die vaker in de keuken staat en dus weet dat koken vooral met timing te maken heeft. Maar die recepten, die de brave mannen uitzoeken, zijn vaak genummerd naar moeilijkheidsgraad, met sterren of plussen of zo. Ze zijn doenbaar voor haar/hem die wat ervaring heeft met koken. Maar dus niet voor de aspirant vier sterren chef die amper een ei kan doen lukken. Ik zie degene voor me: 'Oh ja, een ei is vier minuten dus vier eieren zijn zestien minuten', van zuks dus.
Maar, omdat zij de kok van dienst zijn, willen ze ook alle ingrediënten zelf in huis halen. Slim als ze zijn printen ze, of schrijven ze, een boodschappenlijstje en tijgen, ja, dat betekent gaan, ze daar mee naar de lokale super, zeg maar naar onze Keten. Omdat ze geen idee hebben hoe een super eruit ziet, de man alleen weet blindelings de weg naar de paden waar bier en chips verkocht worden te vinden, maar heeft geen idee waar sauzen/zuren, oliën en vetten, zo heet het, echt, staan en schiet dus de eerste de beste man/vrouw in het kleurige schort van de super aan. 'Ik zoek: (nou komt er een litanie) "dubbel geroosterde biologische sesamolie van eerste persing, onbesneden kapucijners, op beukenhout gevlamde pijnboompitten, Ho Tsji Min gekruid lamsvlees, zuursaus uit de Golan hoogvlakte, Cheddar kaas van vijf jaar rijping".
Ik overdrijf natuurlijk, maar nauwelijks. Zuchtend, een beetje, want we hebben werk zat, helpen we de 'Jamie Oliver' in spe aan zijn mogelijk verkrijgbare spullen. En gaan dan weer door met het vele en drukke werk.
Oh ja, nog eentje. Ik werd aangeschoten door een lieve, wat oudere dame. 'Mijnheer, de Prosecco', (gesamme, Prosecco? Yuk!) van de aanbieding? Twee voor vijf euro, waar vind ik die?' Ik ga zoeken maar vind ook wel een Prosecco, maar dan een van een gerenommeerd merk, maar die gaat per fles voor zes euro. Nee, die bedoelde ze niet. Dus haal ik het krantje met de aanbiedingen, spit die samen met haar uit en, nou ja, je raad het al, geen twee voor vijf euro.
'Heeft U wel het goed krantje?' vraagt de kwieke oude dame, schalks. Nee, mevrouw, wil je dan brullen, ik heb het krantje van een jaar gelden uit het rek gehaald. Ze blijft wat ochen en achen en ja. ze had het echt gelezen dat dat bij onze winkel en zo en ze snapte nu niet dat het er nu niet was en weer zo en dan komt de kleindochter.
'Oma, we hebben alles, hoor, we gaan nu naar de -piep-, daar hebben ze die Prosecco, twee voor vijf euro, dat liet U me vanmorgen in het krantje zien.'

Gek genoeg werk ik morgen, op woensdag. Dat kwam toevallig zo uit, na een vraag van FM2 Onze schoondochter had toevallig een dag vrij en dus hoefden we niet op te passen. Toen had ik natuurlijk nog niet gehoord dat ik vanaf week een (1) met 'semi-pensioen' ga, nu ja moet gaan. Maar na de kerst breken dan mijn gouden dagen aan. Nou ja, na bijna 46 jaar hart hebben voor de zaken waar ik heb gewerkt, mag dat ook wel.
Ik kijk er echt naar uit.


zaterdag 20 december 2014

Die kleine wereld (3)

Dus: "going back in time". Naar de tijd dat ik nog jong en onschuldig was, dat ik nog aan mijn leven als vakman moest beginnen, nu ja, zelfs aan het leven moest beginnen. Een leven dat, maar dat geldt voor jullie ook, me teleurstellingen en verdriet zou brengen, maar dat veel minder dan de goede momenten en mooie tijden. Ik heb nu een schat van een vrouw, geweldige kinderen en meer dan fantastische kleinkinderen. Maar, natuurlijk, wist ik dat allemaal toen nog niet.
Toen was mijn leven nog vrij klein. Ik zat in een klas met nog een stuk of twintig andere knapen die allemaal "gung-ho" waren om het mooie vak dat ik zo lang heb beoefend te leren. (Uiteindelijk bleven we met tien man achter die examen deden, de anderen konden de zware taak en opleiding niet aan) Mijn eerste "echte" patiënt was dus die opa van die collega, die SMJRGSKNST, die majoor "boem", zoals we zeiden.
Het was in het MHO, de marine, nu ja, defensie, is goed in acroniemen. Marine Hospitaal Overveen betekent het, voluit geschreven. De eerste twee woorden spreken voor zich en Overveen is de plaats waar dat fraaie hospitaal was gevestigd. Een chique dorpje, letterlijk onder de rook van Haarlem. Ziekenhuizen waren in die tijd nog echt: huizen voor zieken. Het waren vaak wel enorme zalen van zes of acht personen waar de mensen waren opgenomen, maar er was meer, ja hoe moet ik het noemen, gezelligheid, zeg maar. Zo was het gewoon dat patiënten een asbakje op hun nachttafeltje hadden en gezellig een sigaretje paffend de dag doorbrachten. (Behalve als de 'witte vloed' kwam, het artsen en assistenten en hoofdzusters bezoek, dan werden sigaren, sigaretten en pijpen even gedoofd. Niet omdat de arts er last van zou hebben, vaak had hij zelf ook een sigaret tussen de lippen, maar hij moest wel naar de longen kunnen luisteren.)
In dat MHO, zaliger nagedachtenis, (ik spreek nu met twee tongen. Het ziekenhuis zelf was helemaal oké, het stond op 'numero uno' van de lijst waar, alle burger mensen uit de regio heengingen als ze wat hadden, maar de oude staf, vaak verzuurde en door spinnenwebben* geteisterde hoofd- en andere zusters die ons, KM ziekenpa's als vervelend of zelfs als slaafjes beschouwden, daar gelaten) was ook de opa van mijn collega opgenomen. Ja, Frans, dit is weer een echte volzin.
Kort: ik zal geen diagnose vertellen. Rest me te zeggen dat hij aan een ziekte leed die hem 'afasie' bezorgde. (Grieks: a = niet en fanai = kunnen spreken. Hij sprak wel, maar verhaspelde de woorden.)  
Zoals gezegd, hij was een ouwe onderofficier met het dienstvak geschutskonstabel. Dat is het op een na oudste dienstvak bij de marine, ooit. Toen de marine schepen nog kanons hadden. Nu hebben de schepen vaak maar een kanon, een automatisch ding dat vanuit een centrale bediend wordt door een druk op een rode knop. Wel hebben de schepen allemaal lange afstand raketten en zo. Maar goed, de opa in het verhaal had dus zijn hele leven met geschut, van groot en klein kaliber, op diverse oorlogsschepen te maken gehad. Nu was hij erg ziek en lag opgenomen in het MHO. Hij was, wat men tegenwoordig noemt, terminaal. Zijn echtgenote, de oma die mijn collega ook nooit gekend heeft, was drie jaar daarvoor overleden. Zijn zoon, de vader van mijn collega, was net negentien. 
(Die gegevens heb ik overigens van de collega. Ik voel nu wel een plaatsvervangende vorm van verdriet voor die jonge man, die in drie jaar tijd, nog voor hij mocht gaan stemmen, zijn pa en ma verloor. Wat een trieste jaren moet die jonge kerel gehad hebben!)
De majoor was alom bekend in het MHO. Omdat hij alleen maar een (1) kind had besloot men hem, in overleg met, neem ik aan, te laten waar hij was en hem niet meer op te laten nemen in een of ander steriel tehuis. Hij had trouwens volledige bewegingsvrijheid. In zijn goede dagen schuifelde hij door de gangen van het ziekenhuis. Dat gebouw was een oud klooster en had vier gangen in een vierkant, met vier verdiepingen, waarvan de bovenste bestemd was voor de mensen die er werkten of in opleiding waren, zoals wij. Hij droeg een KM pyjama, blauw gestreept, met daarover een kamerjas en slippers. Hij schuifelde door de gangen, bezocht oude kennissen: 'Weet je nog, Surabaya? Tandjong Priok? En die ouwe Tromp, wat een schip hè?' Het was een vriendelijke man, een echte onderofficier, vaderlijk tegen ons, 'kleintjes' zoals dat genoemd werd en statig, zoals onderofficieren (toen en nu) vaak waren of zijn. Hij rookte zijn sigaretje of zijn sigaartje en daalde vaak af naar het kombuis, voor een extra bakje soep of bordje nasi. Rond twaalven, voor de warme middag hap, was hij terug in zijn kamer en daar werd hem de borrel gepresenteerd. Borrel? Ja, een heuse echte jonge, uit een koude fles, dat lijkt nu allemaal vreemd, maar dat gebeurde wel meer in dat "huis van de zieken". 
Gedurende de middag sliep hij. Maar in de avonden was hij weer aardig actief. Vaak had hij bezoek. Lieg ik, want eerlijk gezegd weet ik dat niet, maar hoop ik het wel. Na het bezoek deed hij kamerjas en slippers aan en ging op weg naar de kantine van het hospitaal. Die kantine was de plek waar wij, jonge honden beneden de rang van korporaal, ons biertje moesten/konden drinken. Die kantine was ook vrij toegankelijk voor patiënten. Dus ook de befaamde NUKUBU's die in het hospitaal opgenomen waren. Dat was lastig, dat wel. Zat jij net lekker te hijsen en te lallen en te brallen met je maten, kwam er een met juwelen beladen en niet al te jeugdige dame uit poep chique Aerdenhout, die er voor een alcohol afkick kuur lag, jou vragen om een 'Junge burrel' (Aerdenhoudts) te bestellen. Zij zou je een joet (10 gulden) geven om dat te doen. (10 piek was toen een retourtje met de trein naar Assen, waar ik het weekend naar toe moest maar waar ik vaak geen poen voor had, zie kantine en biertjes en jonge rang.) Nu ja, dat weigerde je dan, ethiek, was een toverwoord in onze tijd, maar, fluisterde de dame met 'hanging tits' vertrouwelijk en wat ademloos in je oor, je mocht het ook wel "even met haar doen", er was een hoekje waar je niet gestoord werd.
Nodeloos te zeggen, nu ja, mijn Heer hoe kom ik hier weer op?
De majoor stapte dan iedere avond bij ons binnen. Hij zette zich aan een tafeltje in onze kantine, voor marine mensen: cafetaria genoemd, het 'Caf'. Hij bestelde bij de "Hof", een hofmeester die er niet was, maar waar wij dan voor invielen, een borrel, maar kwam niet op het woord. Een ei, een krant, een aanvuurleiding, nu ja, dat soort woorden. Men, we, wisten dat hij dat niet mocht, in ons caf komen dan en dat hij dat niet mocht, een derde borrel nemen dan. Maar: het was een man die een voorbeeld was. Hij had de oorlog meegemaakt en had gevaren in die tijd en: wie waren wij dan wel om nee te zeggen? 

Ik heb zijn overlijden niet meer meegemaakt. Ik was geslaagd en overgeplaatst. Ik zat aan boord van een of andere mijnenveger mijn werk te doen. Ik was ook te druk bezig om mijn leven op te starten met de vrouw die me een fantastisch kind (en ergo: kleinkinderen) zou schenken en ook heel veel leed en narigheid zou bezorgen.
Maar: hoe maf kan het leven lopen. Na 45 jaar ben ik die man nog steeds niet vergeten. Mijn eerste 'trucje' zeg maar, was met hem, mijn laatste trucje zal zo te merken met zijn kleinzoon zijn. Hoe klein is een wereld?


spinnenwebben*: een marinemannen gezegde die iets met 'ouwe vrijsters', die vaak nog maagd zijn, te maken heeft.


vrijdag 19 december 2014

How small the world (2) Herinneringen.

Wij, Mannen, dames, praten ook. Praten, niet kletsen of Oh'en of roddelen, maar praten, gesprekken. (Hoewel, nu ja, dat doen wij, heren van de schepping, het sterke geslacht, ook wel eens, maar dan over effectieve zaken. Zaken als: Goh, die gozer van die afdeling kan gewoon niet bestellen, of: wat doet hij nou weer? Of: ik snap niet dat die vogel hier nog komt werken, hij snaait der helemaal niks van, nu ja, dat soort constructieve gesprekken, dus.) En nee, dames, mannen praten niet over seks. Dat denken jullie dan wel, maar niets is minder waar. Ach, een grap, soms, maar ook niet meer dan dat. (Denken, ja een enkele keer, maar niet meer) Nee, wij mannen praten, zoals gezegd over inhoudelijke dingen en zaken. Zakelijk dus. Oke, op de maandagen soms even over de voetbalwedstrijd van de vorige dag, maar verder: over het werk, over de politiek, maar ook over gezinnen en kinderen/kleinkinderen en zo.
Dus: dat jullie het weten! Wij mannen zijn geen leeghoofdige chat figuren! Maar hoe dan ook. Er is, ik schreef het al, een nieuwe collega in het pand en ja, je komt elkaar tegen en je maakt dus af en toe een babbel. (Nee, nee, het gaat niet aan om namen te noemen, dat doet niet eens ter zake.) In die babbel laat ik vallen dat ik een vo.. (kleur het plaatje en maak het verhaaltje af.) Prompt vertelt hij me dat zijn grootvader ook bij de Grijze Schoorsteen lijn had gediend. Gesprekspartner heeft een leeftijd waar ik dan ongeveer twee generaties bij op tel, opa/kleinzoon om grootpa in te schatten zijnde rond de negentig. Nu heeft de collega een naam die niet al te veel voorkomt is in ons land. Geen uitzonderlijke naam, maar een naam die wel een bel deed rinkelen, namelijk die van de man die ik (kort) in het vorige Blog beschreef en waar ik, later, want ik ga dat niet redden in dit Blog, ik l.. te veel, I know, I know. (Maar: dan hebben jullie wel nog wat te lezen met de kerst, want der is geen moer op de Tv, dat kan ik je wel alvast zeggen. Ik heb net het programma blad even doorgenomen en ik ..) Goed, ja, ik ga opschieten.
Dus: de collega vertelt me dat zijn opa ook bij de "houten schepen/ijzeren mannen" had gediend en dan is de eerste vraag die bij jou, oud Jan Kaas, opkomt en dan ook meteen stelt: 'Wat was zijn dienstvak?'
Goed en nu haken jullie af. Want dat zegt jullie geen achterwerk. Nou, het zei collega ook geen anatomisch deel van het lichaam. Maar, ik leg uit. Daar ben ik goed in. (beter dan in werken, zeggen mijn chefs altijd, maar dat is pure kift natuurlijk.)
Vroeguh, zeggen de mensen uit de residentie, vroeger dus, kon je een marineman, beneden de rang van officier herkennen aan zijn vakgebied door een 'uitmonstering' heette dat. Nu zeggen we een Pictogram. Zo had een schrijver twee gekruiste ganzenveren op zijn linker mouw, boven de eventuele strepen die hij droeg, (ja, ook "zij", ja) een ziekenpa had een Esculaap teken met een dubbele staf, een matroos had twee gekruiste ankers en een konstabel, dat ga ik ook weer uitleggen, rustig nou, had twee gekruiste kanons. (Nee, kanons. Bij de KM heten die dingen kanons en nee, geen kanonnen. We waren soms wel kanonnen, maar dat had andere oorzaken, vaak van vreugdevolle aard, maar terzijde, dit.) Nu is dat allemaal veranderd, maar dat is te veel om uit te leggen. Gelukkig, hoor ik jullie zuchten.
Een burger, in KM spraak een NUKUBU, zegt het woord "dienstvak" helegaar niks en nothing. Ook mijn gab en maatje en mede KDT lid R., heeft een familielid die bij de "Baas" heeft gediend en vertelde me dat ooit eens. Mijn vraag was: zie boven. Hij snaaide het ook niet en ik vroeg dus wat de pa van zijn meissie had gedaan voor werk. 'Oh, ja technisch werk geloof ik'. 'Stoker?' vroeg ik. 'Nee, iets met de machinekamer', zei mijn gabber. Niet wetende dat 'stoker' de bijnaam is/was voor al het machinekamer personeel. Bijnamen, we konden er wat van. Zo werden telegrafisten "tik' genoemd, omdat ze morse in zaten te tikken. Een schrijver was een 'toelis', een timmerman een 'kajoe' een kok werd 'kanebraaier' genoemd en wij, nobele ziekenverplegers, werden wel: 'sjankermonteur' genoemd.
Toelis en kajoe komen uit het Maleis. Toelis betekent schrijven en kajoe is hout. Over dat sjankermonteur moet je nog maar even nadenken, oké?

Dus stond collega voornoemd ook met zijn wijze hoofd te schudden en legde ik hem uit wat ik bedoelde en had hij geen idee, maar zou navraag doen. Dat deed hij en een week of zo later vertelde hij dat opa een: 'Ja, mijn pa zegt: "Sergeantmajoor geschutskonstabel", maar dat zegt me niks!', was.
Het zei mij alles. Ja! Ik maakte een sprong naar vijfenveertig, schrijve 45 jaar terug. Ik was nog een baroe, een puppes drie een jong, enthousiast en beginnend ziekenpa bij de "Woodstock Navy", zoals we werden genoemd, omdat wij (een paar jaar later) lang haar mochten dragen, maar ik voel wel een beklemming op de ziel nu ik ook het fenomeen Woodstock moet gaan uitleggen? 
Maar, nee, dat doe ik niet. Wel? Later. Nu zag ik de man, de opa, weer voor me. Helder. Als glas. De oude majoor, die ouwe dubbele. Hij kwam weer tot leven. (Hij is geloof ik al dik veertig jaar in de KM hemel. Bij de KM hebben ze ook wel een hel, maar die is hetzelfde als het marine leven. Dan zijn er weer geen veren, dan is er weer geen vuur, dan is er weer geen pek en zo.)
De man die ik bijna een jaar lang intensief heb meegemaakt en ja, dat maakte diepe indruk op me als 18 jarige. (Geloof het of niet, ik ben echt jong geweest.)

woensdag 17 december 2014

Hoe klein kan je wereld zijn? (Een)

Jullie hebben het ook allemaal, waarde lezer, wat ik je brom. Jullie hebben vast ook ooit in jullie levens mensen en dieren, of dingen of plaatsen, maar ook situaties meegemaakt die een onuitwisbare herinnering in je leven hebben achtergelaten. Natuurlijk hebben jullie dat allemaal en ik heb ondertussen de deur naar al die herinneringen nu redelijk opengedaan. 
De mensen/personen zijn vaak geliefden van je geweest. Soms, hopelijk niet, is het je geliefde partner geweest. Of het zijn je grootouders, je ouders, ooms, tantes en soms, helaas en vooral heel triest, je kind of kinderen die er niet meer zijn. Maar ook een geliefde poes of hond, paard, konijn, nu ja, je begrijpt het, nietwaar? (In ons geval is het onze geliefde Tabby, die nu een fraai 'altaartje' heeft in ons huis, die we nog elke dag missen. Ja, sentimenteel, zo ben ik, ondanks mijn grote smoel.)
Maar er zijn natuurlijk ook dingen. Je eerste (race) fiets, je eerste autootje, een bepaald boek, dat je, ooit uitgeleend, nooit meer hebt terug gekregen. En, er zijn plaatsen of plekken, in de wereld, waar dan ook. Ik zelf heb af en toe een enorme heimwee naar Indonesië. Ik heb het land, voor mijn werk dan, een paar keer bezocht en het is "onder mijn huid gaan zitten", hoewel dit geen fraai taalgebruik is. (Een Anglicisme: Crawling under your skin.) Maar, ook Australië behoort overigens tot die plekken die in mijn kop blijven zitten, maar ook de beelden van die kudde walvissen, misschien wel vijftig of zestig van die fenomenale dieren, die ik, (ik was niet alleen, we voeren met vier Marine schepen, daar) in de buurt van Antarctica zag, waarbij de kalveren keurig in het midden van de kudde werden gehouden, staan in het geheugen gegrift.
Hoe veel jaar kan zo een herinnering bewaard blijven? Het menselijke brein is een vreemde PC, eigenlijk. De computer slaat dingen soms niet altijd goed op, of verminkt ze of zo en een programma verouderd ook wel snel en is vatbaar voor allerlei storingen. Maar, een beetje Handige Harrie vind vaak wel al de zaken terug op de harde schijf. Zelfs ik, vind af en toe allemaal zaken terug waarvan ik dacht dat, nou ja ..) Bij de menselijke geest is dat soms moeilijker. Alzheimer en nare TIA's kunnen de geest helaas dermate vertroebelen dat de harde schijf in ons brein zelfs de namen van onze kinderen en kleinkinderen, of het herkennen van die kinderen en kleinkinderen, onmogelijk maakt. 
Maar: hoe komt het nu, dat ik, (hoewel nog behoorlijk gezond van lijf, nu ja, ik ben in de zestig en er beginnen steeds meer piep- en kraakgeluiden aan het lichaam te ontspruiten, zo, dat stukje oud Nederlands hebben we weer gehad,) dat ik nu, na vijfenveertig jaar, ongeveer, nog steeds mensen, in mijn verhaal (nu ja het volgende dan) een bepaalde mens, herinner? Omdat die mens indruk heeft gemaakt, neem ik aan, omdat die mens krassen in mijn ziel heeft nagelaten. Omdat die mens ergens voor stond, waar ik toen een voorbeeld aan nam? Omdat ik die mens toen vaak meemaakte in de laatste dagen van het bestaan? Nee, in dit geval is dat niet zo, mijmer ik nu, achter mijn Olivetti geze..
Stop, stop, het begint nu op een flauwe persiflage van Hubert Lampo te lijken. (Een door mij enorm bewonderde Vlaamse schrijver die helaas al een jaar of wat gestorven en helaas ook al weer vergeten is.) 

Jullie hebben het ook, waarde lezer. Wat ik je brom. Je krijgt af en toe een nieuwe collega, een nieuwe chef, een stagiair(e), een nieuwe chauffeur, je hebt soms contact met een of andere hotemetoot, nou ja, noem maar op, wiens achternaam je opeens heel bekend voorkomt, sterker, de naam sprekend lijkt op die van een oud collega of zo, want die had (ten overvloede) die naam ook. Ik ben dan zo een ventje dat dan vraagt: 'Goh, ik kende ooit, bla, bla, bla en zo' Ik heb tot twee maal toe een antwoord gehad, op honderd maal vragen, dat diegene inderdaad een zoon of neef/noem-maar-op van de naamgenoot in kwestie was. 
Er was een chauffeur die een zoon was van een collega die ik een vreselijk watje vond.
(Nee, erger, een l..hannes van het zuiverste water en dan nog eens een jankerd, ook, zo'n ziel, je kent ze wel. Maatje, meelezer en criticus, B., had ooit een poker netwerk opgezet. Illegaal, ja, maar ja, je mag ook niet op de stoep fietsen en dat heb ik vanmorgen nog gedaan. De naam  van die man was Jordes, nee, niet natuurlijk, maar da's een lekkere anonieme naam, in een tijd dat ik heel kritisch geobserveerd wordt over mijn Blogs. (Dat verhaal komt na mijn pensionering nog wel. Nee, daar hoef je maar een jaar of twee op wachten). In elk geval, hij, die J., verloor behoorlijk veel poen aan het groepje illegale "Las Vegas" figuren. Het was in de jaren zeventig, trouwens en ja, we verdienden niet zoveel. Dat was een van de redenen dat ik NIET mee deed aan het spel. Ik had net een trouwakte getekend en er was net een baby geboren. Maar J. deed dus wel mee en verloor zijn poen en begon te janken. Hij wilde zijn poen terug, want anders kon hij: niet naar huis/zijn verloofde niet onder ogen komen/geen brood kopen, nu ja, dat soort gedoe.
B. was onverbiddelijk. "If you can't stand the heat, don't go into the kitchen", zouden we nu zeggen, maar B. zei het wat simpeler en directer en het resultaat was dat een huilende J. het weekend dan maar de wachten overnam, (onder andere een zaterdag wacht van mij) zodat hij in ieder geval drie gratis maaltijden had. 
Aan dat verhaal dacht ik toen ik de zoon van J. hoorde vertellen dat hij met plezier mijn groeten aan zijn pa wilde overbrengen. Ik heb hem maar het verhaal dat ik net schreef, onthouden. 
=Morgen meer, over een man van 45 jaar her, een man van nu en de relatie tussen die twee!=

vrijdag 12 december 2014

"A Blessing in Disguise"

De drukte voor de feestdagen begint crescendo. Langzaam bereiken de niet echt gewilde dingen ons filiaal. Vandaag/gisteren zag ik in mijn DV bakken, woensdag was het onze oppasdag op de kleinkinderen en had de handel niet binnen zien komen, vandaag is het alweer vrijdag, dat de Escargots hun plek al hadden ingenomen. Escargots kennende zijn ze brutaal en waren ze voorgedrongen en lagen ze op plaats een, bij het glas! Escargots: dat zijn gekookte slakken, die behoren te worden opgediend met knoflookboter en zuks. Ze zijn, in ons geval, per dozijn verpakt in zo'n bakje met een doorzichtig dekseltje en ze zijn niet te stapelen, die doosjes. De hele troep valt om, alleen al als je er naar kijkt. Grauwe en grijze slakkenhuisjes met wat likjes grijze meuk, die waarschijnlijk de kruidenboter moeten voorstellen. Betaalbaar? Niet echt, 4,99 euri de twaalf. Nee, niks voor mij, hoor. Dat geldt ook voor gerechten als bijvoorbeeld kikkerbillen of zo, of kreeft. Lobster, zoals het hier heet. Die mocht ik vandaag ook weer ontvangen en een plaatsje geven bij het raam. Nu ja, niet dat de kreeft er uitziet als zijnde een kreeft. Dat zijn van die langwerpige beesten, met schalen en van die grijppoten met scharen, toch?
Nee, onze kreeften zijn wel langwerpig, maar dat komt omdat het vlees uit de schalen is gehaald en in in langwerpige en taps toe lopende knetterharde zakken is geperst die ook weer niet, je raadt het al, te stapelen is. Die handel wordt dus niet verkocht, believe you me en vooral niet in de buurt waar ons filiaal opereert!
Maar goed, hoe dan ook, what ever, andere zaken namen meer mijn belangstelling in vandaag. Ik ga minder werken. Ja, schrikken waarde collegae, maar, niet echt, want jullie hadden al wel een beetje in het snotje dat ik er tegen aan zat te hikken. Waar tegen aan? Nou ja, tegen het werken niet en tegen het filiaal ook niet. Het werk en de omgang met mensen en klanten en collegae is te leuk om het niet leuk meer te vinden, maar, het gaat om het geheel. Ik werk nu vanaf mijn achttiende en dat is al meer dan vierenveertig jaar. De eerste 32 jaar daarvan was bij, oh ja, dat weten jullie al, en de jaren tot nu toe deed ik mijn kunstje bij De Keten. Nee, het werk, nee, da's het niet. (De ene dag wat meer dan de andere) De omgang met collegae, nee, da's het ook niet. (De ene dag wat meer dan de andere) De klanten, nee dat al helemaal niet, die zijn vaak een bron van vermaak, lees: vermaak, GEEN leedvermaak en zijn vaak aanleiding tot leuke/aardige en soms ontroerende gesprekken, maar dat heb je wel al gelezen, denk ik.
Nee, maar de aanleiding dat ik "er tegen aan zat en zit, te hikken"is dat ik niet meer goed kan "recupereren" een mooi wielrennerswoord voor: herstellen. Ik ga je eerlijk zeggen, dat mijn bobijntje af is tegen de vrijdag. (Bobijntje = kaarsje) Vijf jaar terug was dat nog allemaal anders. Een week gewerkt, de zaterdagse dingen gedaan en dan: op de fiets en nog even vier uur tussen de wielen. Maar nee, dat lukt niet meer. Vanaf vrijdag beginnen mijn recuperatie-, mijn herstelmomenten. Dan gaan tegen een uur of vier in de middag de luiken even dicht en moet ik echt even bijtrekken. Tegen de maandag is al dat bijtrekken gelukt en begint de nieuwe week weer. Dus ja, concluderende: ik was er een beetje klaar mee, "je wordt ouder papa, geef het maar toe, je kan er weinig aan doen", zoals men ooit zong. Maar ja, munten zijn munten en die zijn  belangrijk, maar, wat bij mijn generatie veel meer speelt, is de werk mores. (Latijn voor: gebruikelijk, maar dat is kort door de bocht) Wij, ouwe lu...., weten nog dat je werkt tot het werk af is en goed en niet lu...en maar vullen.
Dat nekt me steeds meer. Omdat we minder mensen hebben en dus meer werk in verhouding. Dus ja, ik was al even bezig om te verzinnen hoe ik het in moest kleden dat ik wat minder zou kunnen gaan arbeiden. Ik wilde dat dan geleidelijk afbouwen naar mijn vijfenzestigste, zodat ik mijn laatste jaar nog maar een dag of twee zou werken, zoiets was het plan. Maar: men kwam me tegemoet. Dat was een blessing in disguise. Vrij vertaald: "een zegen in vermomming". (Disguise: Engels voor vermomming. Het woord komt uit het Frans. Er was ooit ene Comte De Guise die zich ooit vermomde om in het geheim naar Parijs te kunnen reizen om daar de koning af te zetten of zoiets. De naam werd verengelst naar Disguise en zo hebben jullie in het weekend weer een pareltje van algemene ontwikkeling mee gekregen.)

In Superland is de totale oorlog uitgebroken, maar daar waren jullie al van op de hoogte. De ene keten wil niet onder doen voor de ander, prijzen worden verlaagd en verlaagd en op de reclame artikelen, acties zeg maar, wordt echt verlies geleden. Nou ben ik geen econoom. Maar ik weet dat, als ik een knaak in mijn zak heb, ik geen vijf piek kan uitgeven, toch? Nou ja, dat geldt in de echte wereld ook. Onze keten heeft ook niet veel meer knaken in haar zak en zal dus ook moeten bezuinigen. Je kunt, dat weten jullie ook, aan veel dingen minder geld uitgeven. Helaas zijn dat vaak wel de leukere dingen des levens zijnde: C2H5OH, nicotine, autorijden etc.. Maar Ketens, abstracte vormen die ze zijn, doen niet aan die prettige zaken maar hebben lol in dan weer hun prettige maar abstracte zaken, namelijk de plus/min boekhoudrekeningen. Die rekeningen vertellen duidelijk dat de duurste post op de begroting het personeel is. Die moeten betaald worden, het liefst dan ook nog eens op een frequente, dus maandelijkse basis, dat stellen die mensen wel op prijs. Maar ja, ze blijven drukken op de "overhead", hoewel ik het woord misschien misbruik of uit de context plaats.
Enfin, afijn mag ook, men kwam me tegemoet. Ik werd geroepen. Ik werd ontboden op het kantoor en nee, het kwam niet als de bekende donderslag bij de bekende hemel. Er gonsde al wat. Bezuinigen, minder uren en zukse zaken meer. Ik had met FM al een gesprek gehad over het minder werken mzz dan. Maar nu was er een deputatie van de directie die de contracten nog eens had doorgenomen en, nu ja, ik maak het kort, geheel tegen mijn gewoonte in, het bleek dat men mijn contract had teruggevonden en dat ik een twaalf uren contract had getekend, ooit. Op een hele correcte en ook empathische manier gaf de delegatie mij te kennen dat ik ook geen recht had op meer dan twaalf uur werk.
Ja, schrik, toch een beetje. Dat minder werken betekent dat ik nog maar de helft van mijn salaris zou  gaan vangen. Ok, so be it. E. en ik hebben gelukkig een vangnetje, natuurlijk. Dus ja, we kunnen het een beetje "lijje" zeg maar. Dus ja, voor haar geen bontjas dit jaar, dat is onzin natuurlijk, maar geen extra luxe, maar: dan wel een hoop vrije tijd meer, schoot me te binnen. Het is nu dan wel pleu... weer, maar dat veranderd natuurlijk.
Ik ga dus twaalf uur werken, dat zijn twee dagen van zes tot twaalf, en dat betekent dat ik twee dagen extra vrij ben. Dat houdt in, dat ik twee ochtenden op de fiets het land kan gaan verkennen. Want, nee, dat is geen dreiging waar ik voor vlood, ik was verrast (oeps een stukje gedicht van Van Eyck) dat mijn "bede", nee dat woord is niet goed, maar wat dan wel, zo werd verpakt. Want, nee, ik ga natuurlijk niet vier ochtenden van drie uur, of drie ochtenden van vier uur maken. Nee, ik mag natuurlijk ook mijn zegje doen, hoe ik ingedeeld wil worden. Ja, het is bijna 2015, toch?
Nee, het verhaal en het bericht van vandaag? Een blessing in disguise, een zegen in vermomming.


dinsdag 9 december 2014

Geen letter van waardering

Hoe dan ook, de december maand is de drukste maand van het jaar voor winkels en warenhuizen, bakkers en slagers en poeliers, nu ja, alle retailer zaken zeg maar. Vanaf zes december krijg je alweer je spullen voor de kerst uitgeleverd, zijnde chique, dus dure, wijnen, van die displays met onder andere Ferrero Rocher meuk, je kent ze wel, die goudkleurige stellingen vol bonbon achtige zaken, de eerste wild leveranties worden gedaan en ook de DV afdeling wordt alvast bedeeld met zaken die je van je leven niet kunt of gaat verkopen. En, blijkt, het hoofdkwartier van De Keten zal het nooit leren. (Ik spreek in de super waar ik onze boodschappen doe, een "blauwe" overigens, collegae die dezelfde ervaringen hebben.) Ik bedoel dat de inkoop afdeling niet luistert naar, of geen idee heeft of wil hebben, wat er op de werkvloer gebeurt.
Zo kreeg ik vandaag een container vol met hele fraaie en dure ijstaarten, met sneeuwpoppen (consumptie ijs) en allerlei goed bedoelde en feestelijk uitziende spullen en trullen. Ik krijg die, ik mag het niet zeggen, maar doe het toch, troep nu al drie jaar op rij. En, niet een (1) doosje, maar van alles wel tien of zo. Die spullen, ik heb een ander woord in mijn hoofd, maar ik het netjes, verkoopt Niet, Not, Nicht, Non, Ne Pas, Njet. Ik gooi daarom dus trouw elk jaar een goede tweehonderd euro van die dingen weg. Daar maken we melding van, natuurlijk, maar de afstand tussen hullie en wullie, (zij en wij) is dermate groot, dat er niet op gereageerd wordt. Zelfs FM's kunnen schijnbaar geen veto uitspreken tegen deze (in mijn ogen absurde) leveringen. De afstand tussen de ivoren toren en de stenen werkvloer groeit met de dag, lijkt het, dus. Met als resultaat van het gebrek aan luisteren naar de vloer dus: Derving. Mot ik het uitleggen? Even dan: derving is dat wat je moet weggooien wegens breuk (kapot) of over de datum zijnde. Dat is dus een pure verliespost. Ik gaf al aan dat voor elke tien cent verlies er een euro omzet gemaakt moet worden. En dat in deze moeilijke tijden?
Nu ja, daar is wel een oplossing voor gevonden hoor. Men heeft gemeend om te moeten bezuinigen, omdat personeelskosten en derving aardig de pan uit swingden. Die oplossing heeft er uit bestaan om geen Banketstaaf of Letter meer te geven aan het personeel, rond het sinterklaasfeest.Ik ga heel eerlijk zijn: banketstaven en al die zooi zijn de pest voor je (eventueel nog aanwezige) lijn. Ze zijn heerlijk, maar man, man, wat een calorieën zitten er in. Dus ja, van die kant bezien is de directie goed bezig met het gezond willen blijven houden van de werknemer, maar dat is natuurlijk een onzin verklaring van mijn kant om het wat luchtig te houden.
Nee, het is gewoon een bezuinigingsoperatie. Ik? Ik begrijp het wel. Onze Keten heeft een man of wat, zesduizend, of zo aan het werk? Dat maal anderhalve euro is, ik rond even af, bijna 10 ruggen minder om af te schrijven. (Op een omzet van ons filiaal van wekelijks twee en een halve ton? We hebben zestig filialen die allemaal rond de twee ton 'draaien', ga maar even rekenen.) Nu gaat het me niet om die Letter of staaf of hoe je het wilt noemen. Ik koop ze zelf wel, de dag na vijf december, dan zijn ze nog eens vijftig % goedkoper ook. Nee, het gaat om (nu socio turbo taal, jaren negentig, laat waaien) "een stukje waardering". We, met z'n allen, filiaal- en ketenbreed, hebben geaccepteerd dat we met veel minder mensen, hetzelfde en dus meer werk moeten verzetten. We hebben minder tijd om ons werk in te doen, het werk is gewoon drukker geworden en toch hebben we het allemaal weer gefikst. Dus zou je denken: een schouderklopje van de baas.
Maar: niet is dus minder waar. Geen schouderklopje, geen erkenning voor het harde werk, geen complimentje, nops, naks, nada. Nogmaals, die letter? Ach, laat maar, we kopen die zelf wel. Nee, het principe telt even. Laat nu, een maal per jaar, zien dat je als directie betrokken bent bij je mensen. Gewoon, maak een gebaar. Uit sociologische rapporten, ik heb ze in mijn eerste leven allemaal moeten lezen en er lering uit geput, blijkt dat mensen blijer zijn met een schouderklopje en een goed woord, dan bijvoorbeeld met een bonus.
(Hoewel ik denk dat het Politburo van ons HQ allemaal een fikse bonus in de wacht gaan slepen. wat ik natuurlijk niet mag zeggen, en dat doe ik dus ook niet.)
Een kerstpakket? Nou, wat denken jullie zelf? Nee, ik ook niet.
Het gaat me niet om de poen, like I said. Kerstpakketten en Letters van waardering zijn een geschenk, geen recht, alles wat je krijgt is meegenomen en ja, een gift. Maar: tegenover de mensen die dagelijks zorgen voor de toekomstige bonussen van de mensen die niets hebben met de werkvloer, is het een aardig gebaar, lijkt me om ze wel uit te delen. Nu ja, ik zet er de schouders maar weer onder, ik gooi rond de kerst van 2015, mijn laatste Kerst in Superland, weer voor tweehonderd of meer plakka's weg. Again: no lessons learned, denk ik dan waarschijnlijk.


maandag 8 december 2014

Geen letter, maar ook geen kerstversiering (1)

Ja, het leven gaat natuurlijk verder, met heel veel dank voor de vele lieve woorden van troost.
De super gaat met verhoogd tempo ook door!
Zoals ik ooit al eens zei, vind op zes december de grote ombouw plaats. Eh, hoe? Nou ja, Sint en Piet gaan en Santa Claus en de rendieren komen, natuurlijk. Ja, supers zijn plekken waar die feesten uitgebreid worden uitgebuit (geen negatief woord, maar een beetje passend in de allitererende tekst). Die drie weken in december zijn de weken dat het 'mot' gebeuren. Dan kan je verdienen en soms een tegenvallend jaar nog goedmaken ook! In die drie weken presenteren supers zich op hun best en op hun fraaist, hoewel? Ik schreef even geleden al dat de overdadige kerstversieringen van een jaar of wat geleden bijna passe zijn, bijna verleden tijd. Ik weet dat we, tot die wat jaren her, de twee of drie containers met al die "nep", lees vorig Blogs, versieringen uit de krochten van de winkel werden gehaald, waar ze bijna vijftig weken per jaar hun eh, nu ja, hun plas staan op te houden, zeg maar. Maar, als die containers binnenkwamen was het "Alle Hens" (voor de niet ingevoerde KM m/v moet ik daar "aan dek" toevoegen) om het werk te klaren. De winkel werd van voor naar achter en van boven tot beneden bedolven onder groen/goud/rood, zijnde slingers/ballen/mutsen en prijs borden. Nu, sinds een jaar of twee, is dat niet meer zo. Er zijn dan nog wel van die opvallende "plafondhangers" en "mobiles" aan de verlaagde plafonds van (in elk geval onze) winkel, maar verder is het momenteel qua Kerst versiering soberheid troef.
Waarom? Tja, ik kan niet in de harten en agenda's van onze opperhoofden in hun glazen torens kijken, maar persoonlijk heb ik het idee dat het alles te maken heeft met het "niet voor de kop willen stoten" van mensen die niet aan Kerst doen als zijnde dagen die, ooit, als "algemeen erkende christelijke feestdag" in de agenda's werden vermeld. Ooit, want in mijn agenda staan die woorden tegenwoordig ook niet meer. Nu heb ik een agenda van een van de grootste warenhuizen van ons land, die bekend staat om hun smakelijke maar vette rookworsten, en ja, die firma was er als de kippen bij om ook de Zwarte Piet af te schaffen, als zijnde "totaal verkeerd". Dat je je als warenhuis dan wel laat beïnvloeden door een heel klein groepje schreeuwers met grote smoelen die geen andere dagtaak hebben dan: demonstreren en ontevreden zijn, deed hen kennelijk niet veel. (Die "beroeps" demonstranten hebben daar alle tijd voor, natuurlijk. Ze worden immers gesponsord door de staat, dan wel het UWV?)
Maar, de directie van De Keten heeft ook hun huik naar de wind gehangen. Ja en weer een (wel heel oud) spreekwoord rijker, hoor. Kennen jullie het nog? Nee?  Het betekent zoiets als zwichten voor de vijand, zeg maar. Zo een huik was een lang kledingstuk, een wijde mantel, met een wijde kap, die je zo kon draaien dat je altijd beschut was tegen de wind. (Zoals de wind waait, waait zijn jasje, betekent hetzelfde, trouwens.)
Goed, wij, nee, niet de mensen op de vloer, maar de directie van ons bedrijf, doet er dus ook aan mee aan dat huiken naar winden hangen. In het geval van de Kerst en de (soms overdadige) versieringen zwicht men nu voor de (heersende) sfeer in het land. Er zijn in ons land, geloof het of niet, mensen met een geloof dat niet is gebaseerd op de in ons land nog steeds heersende, namelijk het christelijke geloof. Die mensen vinden dat wij hun diverse religies moeten respecteren. Grondwettelijk: niets op in te brengen!
Nee, nee, nee, ik ben geen kerkganger, ik kerk helemaal niet en hang geen geloof aan. Maar onze waarden en normen van onze samenleving zijn wel gebaseerd op dat geloof, met al die tafels van steen en geboden en verboden. Waaronder iets als dat "gij zult niet doden" of zo. Waarbij mij dan weer beelden aan mijn geestesoog voorbij gaan van publieke onthoofdingen door aanhangers van een geloof waar een mensen leven niet telt en een dierenleven al helemaal niet, zodat ze schapen en geiten onverdoofd mogen slachten, voor hun rituelen, die wij, zoals gezegd, dan wel moeten respecteren.
Maar, die gelovigen willen niet dat wij aan ons "geloof", nu ja in mijn ogen gewoon rituelen, toegeven, zijnde hen "een doorn in het oog", waarbij ik er weer een oud gezegde ingooi. Maar, wij buigen dus ons hoofd (weer) en laten die mensen hun heilige dagen vieren en hun dieren slachten en vrijaf nemen zonder problemen te maken daar over. Maar: wat geeft die mensen, die gelovigen, het zijn niet alle mensen van dat geloof natuurlijk, het recht om ons te vertellen dat wij niet onze dagen op onze manier mogen vieren of versieren?
Is dit een anti-weet-ik-wie-of-wat-tekst? No way, geen weg. Het is een tekst tegen alle mensen die hun kop laten hangen, hun huig naar de wind laten hangen, zoals je wilt, tegen minderheden die hun wil aan ons gaan opdringen en onze tradities gaan uithollen (Sint/Piet/Kerst)
=later meer, ook over de kop: Geen letter=



vrijdag 5 december 2014

Tabby RIP, rust zacht en goede reis. En, wie weet...

Dit is natuurlijk het meest trieste Blog dat ik tot nu toe heb geschreven. Zoals ik al eens verteld had, maakte onze ouwe trouwe Tabby het niet zo goed meer. Ze was natuurlijk al een aantal jaren diabeet, maar kon daar verder goed mee leven. Ze kreeg twee maal daags een spuitje met insuline, we hielden haar in de peiling, we hadden haar op dieet en ze zou er misschien wel dik twintig of ouder mee kunnen worden, maar het heeft niet zo mogen zijn. Ik legde al uit, dat ze uitgezaaide tumoren in haaar lijfje had en dat onze dierenarts haar nog maar een korte duur van leven gaf.
Afgelopen woensdag hebben we een afspraak gemaakt om haar in te laten slapen. Wij vonden dat het nu over was. Ze, de "foodjunk" zoals wij haar altijd grappend noemden, at niet meer, ook haar lievelingshapjes waar ze altijd op aanviel, konden haar niet meer bekoren. Dus ja, ze leed. En dat was iets wat wij niet wilden. Dus brachten wij met z'n drieën, haar naar de dierenarts. Met z'n drietjes. E., mijn vrouw, E., onze dochter en ik. En zo was de cirkel rond. 

Want nu alweer een dikke zestien jaar geleden wilden we een katje, voor de drie kinderen, voor ons en voor de gezelligheid, natuurlijk. De meiden hadden een advertentie gelezen in het lokale krantje, dat er een mijnheer was, in Zuid, die een nest met kittens had en waar hij graag van af wilde. De beide meiden gingen er, op en zaterdag, op af. Bij de mijnheer gekomen zagen ze inderdaad vier of vijf leuke kittens, met een dikke ma en een slanke, rode pa. Ze zochten met zijn beiden een beestje uit, degene die het meeste nieuwsgierig was. De mijnheer was een Fransman en had de kittens allemaal Franse namen gegeven. De rooie doerak, want dat was het, heette Babette. Maar: zij zochten het beestje niet uit, katten hebben de neiging hun personeel uit te kiezen en dat deed Babette ook. Zij koos ons. En die zaterdagmiddag kwam ze bij ons in huis en bleef ze meer dan zestien jaar. En ja, wij waren haar personeel. En ja, het was een nieuwsgierig aagje, tot de laatste dag. En ja, het was een Doerak. Wat ze allemaal niet ondernam! In de gordijnen en in het behang klimmen, de nagels scherpend net naast de krabpaal, aan de banken en zo dus. Vanaf de grond in de hoge boekenkasten klimmen, waarbij de ruggen van de boeken als ladder werden gebruikt. Verstoppen in de meest onmogelijke hoeken en gaten. Een run door de open balkondeur nemen, op de rand springen, maar even niet hebben opgelet dat het geregend had en dus twee etages lager bij de buurman in de doornen struiken belanden. Het baasje mocht haar er weer uit halen en liep vervolgens een week met allemaal pleisters en wonden van die stekelplanten.
Later, toen ze al "suiker had" moest ze, in verband met de prikjes, mee op vakantie, maar, reizen, nee da's niks voor kattebeesten. Katten zijn honkvast, hebben hun eigen gebiedje waar hun personeel ook aanwezig is om hen op al hun wenken te bedienen. Dus vakantie, in zo'n bungalow? Nou nee. Maar, toch genoot ze wel, op de kattenmanier. Ze lag naast ons als we op het platje bij het huisje zaten en waarschuwde ons als we bedreigd konden worden door verscheurende wilde dieren als hazen of eekhoorns. Dat deed ze heel inventief en effectief. Ze sloop, op haar buik, eh nee, niet naar het gevaar toe, maar naar binnen, naar de veiligheid van het woninkje.

Ik maak het kort, mijn tranen bevlekken dit papier alweer. Ze heeft een heerlijk leven gehad, met veel liefde en veel mensen die om haar gaven. De kinderen zijn de avond voor haar vertrek allemaal langs geweest en ja, er is veel gejankt. 
Ze heeft een waardig afscheid gehad. Ze was helder tot de laatste seconde. Dochter E. had de kracht er bij te zijn toen ze haar prikje kreeg, wij niet. We hebben haar nog zien liggen. Zoals ze was. Een lieve doerak, een nieuwsgierig aagje, met een prachtig en lief kopje, waarop geen spoor van lijden  te zien was. 
Dag Tabby, bedankt voor alles. Een goede reis en ja, misschien?
Binnenkort is de crematie en krijgen wij haar urn mee.








maandag 1 december 2014

Steelpiek, deel twee

Ik heb het met jullie gehad over de zogenaamde "steelpiek", de hoeveelheid diefstallen uit 'winkels'. Nu ja, nu is dat steelpiek een kreet die vaak pas rond de kerst gaat gelden, later meer daarover. Maar, zoals afgesproken, ik ga nog wat getallen geven en ga nu niet geeuwen of naar de Bold and Beautiful kijken, of dergelijke zware, want interlectuelere kost.
Zoals ik al schreef, wordt er voor 520 miljoen euro per jaar gejat uit winkels. (Winkels, ik zei het al: alle zaken waar je dingen kunt kopen die je al dan niet nodig hebt.) Bij de Bijenkorf, een wel echt poep chique winkel, ook overigens, hoor. We hebben er een in Amstelveen, ja, hé, natuurlijk, in Amstelveen zou je haast willen zeggen, maar goed, we hebben er een van de tien filialen die ons land rijk is. (Of je dat dat ook vind, dat 'rijk' zijn, is een tweede, ik vind het zelf een hele prettige toko, met personeel dat je hakken klikkend en lief lachend tegemoet komt en dat je uitgebreid informeert over allerlei vragen die je hebt. Waarna ik dan wegloop met een van die aanbiedingen die ze hebben, drie boeken voor een joet, tijdens die zogenaamde Dolle Dwaze Dagen.)
Maar, die Bijenkorf wordt elk jaar voor zevenenhalf miljoen, euro bestolen. I f... U not! 7.5 miljoen euro! Denk je dat eens in? (Ik tikte die woorden en getallen net in, geloofde het niet en heb het nog eens gecheked, maar ja, het staat er echt, hoor, dat geweldige hoge bedrag.) Nu ja, ondertussen is de doorsnee lezer van mijn Blog al lang afgehaakt, dus ik stop er maar mee. Niet? Je wilt meer? Ok, je gaat voor hardcore: je krijgt hardcore. 
Het landelijk gemiddelde van winkeldiefstallen staat op 26 per 10.000 inwoners. Dus, ja ik weet het, jullie zijn slim zat, van elke 10.000 inwoners jatten er 26 wel eens. Nou dat valt mee toch? Ja, maar we hebben wel 16 miljoen mensen in ons land. (Ok, kids meegerekend) Maar, we hebben dus 16 miljoen mensen in ons land. Om van 10.000 een miljoen te maken, moet je dat getal met 100 vermenigvuldigen en dus ook het aantal dieven. Dan kom je dus op 2600 per 1.000.000 en vermenigvuldig dat nog maar eens met 16. Voor het gemak heb ik dat voor jullie even gedaan: 41.600 winkeldieven. 
(Het getal van die diefstallen ligt overigens landelijk op die 26. In Mokum ligt dat op 60 en in mijn stad ook nog wel op 22, maar ja, wij liggen wel tegen de stad der steden aan, dus dan krijg je overloop van het geboefte, zeg maar.)
Is dat veel? Ja, dat vind ik wel. Een heel voetbalstadion vol boefjes of zo. Nou ja, het zal bij statistici wel allemaal anders liggen, natuurlijk. Man, man, wat een getallen. Eentje nog, om het af te leren. Als er een boefje gepakt word dan krijgt hij/zij een strafblad en, misschien zelfs een straf van de rechter. Maar in ieder geval komt er een 'vordering', nee kijk niet zo, ik heb het woord niet bedacht, van 181 euro 'tenaamstelling', nee, weer niet zelf verzonnen, van de hem of de haar. Maar ja, de mensen die jatten en stelen, hebben vaak geen cent te makken, dus: kan je fluiten? Fluit dan maar naar naar je munten.

Nu ja, over steelpiek, ik zou het nog uitleggen, voordat ik allemaal cijfers ging geven en zo. De periode rond feestdagen in december staat bekend als de periode waarin de meeste diefstallen gebeuren. Er is een piek in het stelen en, nee, ik ga dat nu niet voor jullie, slimme lezertjes, vertalen, daar zijn jullie natuurlijk helemaal slim en clever genoeg voor. Mensen met weinig geld willen ook de feestdagen meemaken, willen cadeaus kopen en lekker eten, wie wil niet een leuke decembermaand? Ik keur dat gedrag af, ja, logisch natuurlijk. Ik moet ook betalen voor mijn boodschappen en als ik, oké, we, die poen niet hebben, moeten we de tering naar de nering zetten. (Kijk en zo krijg je nog eens een gratis lesje "spreekwoorden en gezegdes" inbegrepen, gratis, bij deze cursus.) 
Begrijp ik het? Ja, een beetje wel. Ik ben een arrebeijer geweest, mijn hele leven. Soms een chique arbeider, met strepen en sterren op mijn werkpak, maar ik ben ook een jonge arbeider geweest, met minder inkomsten, doordat ik nog niet zoveel van die sterren en strepen had. Daarbij een jong gezin, aflossingen hier en daar en nu, ja, laat maar verder. Maar, wij hebben de befaamde tering en zo, wel naar enzovoort gezet altijd en hebben nooit gestolen van wie dan ook. Hoewel supers het af en toe wel heel makkelijk maakten.     
Anekdote:
Gabber/collega R. hield een week of zo terug een winkeldief aan. Hij nam de knul mee naar het kantoor van de FM en belde de wouten. Ondertussen nam hij de gegevens van de kerel op. De jonge(n) man had, omgerekend voor nog geen zes euro in zijn tas geduwd en zit nu thuis met een boet van 181 pietermannen en een strafblad. Lekker handig, van dat jong. Wat wel weer grappig was dat een van de meiden van de kassa het kantoortje binnen en zei: 'He neef, kom je hier solliciteren?'