zaterdag 30 augustus 2014

Gesloten, Fermee, Toetoep, Zu, Closed

Wegens vakantie is de Super enige tijd gesloten. Wij hopen U graag terug te zien als we weer terug zijn. 
Dank U en tot gauw.

dinsdag 26 augustus 2014

De winkel draait door.

Ja, ik weet het, het is een gejatte term of titel, natuurlijk. Dankbaar gepikt van dat 'vrolijke' programma DWDD, zoals het popu heet. Ik vind het een programma van niks, niemendal, als ik eerlijk mag zijn. Een mannetje zonder enige inhoud stelt vragen aan mensen die ook al helemaal niets te vertellen hebben en alleen hun plaatje of een boekje (of huwelijk/geboorte/abortus) komen promoten en verder is het alleen maar: ouwe jongens krentenbrood en zie hoe leuk en goed we met elkaar zijn, en dat gaat dan gepaard met de nodige 'names-dropping' en zo. Dus weet je steeds dat La Pat en La Paai, La Goor en La Geer en natuurlijk, de onvermijdelijke, La Paul en al dat soort onnozelaars, (dat is overigens een Vlaamse kreet, ik verzin hem niet zelf), weer eens een plaatje of een showtje te verkopen hebben, allemaal van hetzelfde lage niveau en nee, ik ben geen snob! 
Nee, dan kijk ik liever naar Den Bels. Nu hebben ze daar, in de zomer, ook een paar hele flauwe programma's, hoor. Zoals hotel M, dat zich wil spiegelen aan een zomerse talkshow, maar dat niet uit de verf komt. Soit. De Belg zend wel fietsen uit en da's dan weer een pleister op de wonde. 
Oh ja, de winkel. Ons filiaal van De Keten. Ja, die draait ook door. Natuurlijk gaat die ook door, altijd. Mensen moeten boodschappen halen, komen aanbiedingen kopen, (pizza's: drie voor vijf euro en zo) De rook is ondertussen wat gaan liggen, na de bom die is geëxplodeerd, de stofwolken zijn wat opgetrokken, de schade wordt langzaam hersteld, en de getroffenen, de slachtoffers dan, verzorgen hun wonden. Maar: het rommelt. Het rommelt nog steeds en de geruchten- en soms de waarheidsmachine rommelt door. Er wordt gefluisterd: "Hejjenhet gehoord? In dat filiaal en dat filiaal? Daar is de man ook gedumpt! Ja, zelfde gedoe, zelfde gesjoemel." "He, wat, hé, die? Nee, man dat kan toch niet? Dat was der een die.." "Nou kijk om je heen dan, wat is hier gebeurd?" "En, ik hoorde dat er daar of daar ook.." Het is onrustig in het filiaal, mensen twijfelen aan elkaar en vertrouwen elkaar niet meer. Ik weet dat ik nu chargeer, maar het geeft wel even de sfeer aan, nu. Wekelijks is er een, zeg maar, mededelingenblad voor het personeel, met allemaal weetjes en feiten en getallen over verkochte producten. Daar stond deze week een artikel in over frauderende medewerkers, waaronder, ik quote niet, maar waaronder ook diverse FM's. Het maakte me wat triest, eerlijk gezegd. 
Ik beken, in mijn vorige leven heb ik ook gesjoemeld, ook gerommeld, geritseld noemden we dat, maar alleen ten voordele van mijn patiënten, alleen maar om hen een beter of sneller herstel te kunnen bezorgen of hen in de (niet marine) luwte te kunnen houden. Er was ooit eens man die een ton gokschuld had, waar zijn meisje helemaal per ongeluk achterkwam en me, aan boord, belde. Of ik het effe wilde oplossen. Nee, zo niet maar ja, maar dan helemaal heel anders. Een dagje bellen zette het echtpaar op de rails van schuldsanering en zo via de Marine. Een man die zijn vrouw bedroog? No way man, dat los je zelf maar op. Maar, samen met mijn partner in crime, ene Mario, konden we wel de vrouw van iemand die ergens ver in het buitenland zat, op tijd laten checken op borstca en dat werd dan, gelukkig op tijd verholpen. Dus ja, sjoemelen en rommelen en ritselen, ik vind het heerlijk, maar nooit ten faveure van mezelf. Ik ben der, samen met de genoemde M. en zijn meissie, hooguit een fles Johnnie Walker beter van geworden en die hebben we met z'n drieën leeg gemaakt, ooit!

Maar, is De Keten nu een oord van sjoemelaars? Een soort rovershol van veertig Ali Baba's FM's en de de ene rover? Nee natuurlijk niet, nee niet gewoon, dat weiger ik nog steeds te geloven. Ik zal dan wel nog steeds een behoorlijke naïeve man zijn, maar ik blijf geloven dat de doorsnee man/vrouw in haar/zijn beroep, (valt het je op hoe fraai ik de geslachten even omdraiai? Ja? Dank je) gewoon het beste doet en zo eerlijk mogelijk bezig is? Ik moet eerlijk zijn en zeggen dat ik me soms al schuldig voel als ik, in mijn winkel tenue, een plakje worst of kaas pik, als daar een "proeverij", zoals dat heet, van is opgesteld.. .  Dat is voor ons, medewerkers ten strengste verboden, namelijk. Ondanks mijn zoveel jaar als werkmens, ondanks mijn, vind ik zelf, positieve instelling naar mijn toko, betrap ik me er soms ook op dat ik iets minder positief ga denken. Dat haat ik in/aan mezelf, als ik eerlijk ben. Ik heb er nu vierenveertig jaar betaalde arbeid er op zitten. Daar komen dus nog wel wat jaren bij, maar in al die jaren ben ik met opgeheven hoofd, behalve dan als ik op de racefiets rij, naar mijn werkplek(ken) gegaan. Ok, de ene dag had je meer zin, de dag erop wat minder, maar het was nooit met vreselijke tegenzin. En nu? Ja, nou ja, ik heb geen echte tegenzin, dat dan weer niet. Ik heb vreselijk goeie collegae en mijn chef, die nu een dubbelfunctie heeft, is ook behoorlijk goed te pruimen. Die man is de voormalige FM2, die dus ook de FM1 functie over moet nemen en ik benijdt hem niet. Hij is weliswaar nog jong, nu ja, niet zo oud als ik ben, maar dat is niemand meer tegenwoordig, heb ik wel eens het gevoel, en hij is beslist capabel, maar, zo waarschuw ik hem wel eens: 'je heb ook nog eens een gezinnetje, jochie', zo jong is hij dan wel weer, dat ik dat "jochie"  kan zeggen, maar hij gaat het wel redden, zegt 'ie en dat geloof ik ook wel.
Gelukkig heeft hij een goede, "aanvankelijk derde", maar nu dus tweede man in de toko en nee, dat ben ik niet, hoor. Dat is ene Y. Een hele goede en harde werker, een aardige maar wel wat stille man, die helaas voor ons, binnenkort wel een eigen filiaal zal krijgen en dus weer zal verdwijnen!

Dus ja, is het leven in De Keten, althans ons filiaal nu zo dramatisch? Nee, niet echt, maar er is wat geknapt, in elk geval bij mij. (Maar niet alleen bij mij, hoor) En, zoals ik al eerder schreef, mijn rekveertje, mijn: doe- dat-er-nog-even-erbij elastiekie is wat minder elastiekisch geworden, maar nu ga ik lopen zeuren en dat wil ik not. Maar: ik hoor wel van allerlei dingen gonzen in het bedrijf, ik hoor gonzen over mensen die ik ken en over andere mensen van ons bedrijf die ik niet ken en ja, ik doe gewoon en met plezier, mijn ding, natuurlijk doe ik mijn ding, maar hoe lang nog? 
Want: het rookt nu en wel vrij hevig. Dus mot er ergens een vuurtje smeulen, een veenbrandje of zo. Onder het oppervlak, denk ik. Tot dat die uitbarst en onze Keten helemaal in ergernis dumpt. Helaas!

 
 

vrijdag 22 augustus 2014

Bizar (Een erfenis) nog even een keer dan.

(Na het overlijden van de "vader" van mijn kinderen, werden zij beiden  "opgescheept" met een erfenis. Aanvankelijk leek dat niet blij makend, als ik het zo mag zeggen. We gingen op de verhalen van de familie van hun vader af. 
Een dag of wat later gingen we, de beide kids en hun moeder, mijn E., en ik, naar de woonstee van hun overleden biologische vader. Daar hadden de kids (via allerlei telefonische overleggen) afgesproken met zijn broers en zussen, de ooms en tantes en aangetrouwd, ook van mijn kinderen. Ik kende zo goed als niemand van hen en ik wilde eigenlijk ook ..., nee, laat verder maar. Maar "hen", de hullie, (her)kenden E. wel en er was een begroetingsritueel, dat ik nu maar even over sla. Vervolgens werd door de familie het huis, nu ja, het krot, in mijn ogen dan, geïnspecteerd. Niet door mij hoor, ik hoorde er niet bij, ik wilde dat ook niet, op gevaar af een schatzoeker te worden genoemd of gevonden te worden en ging snel een boodschapje doen en een krantje lezen. Gestaag druilden regendruppels neer op het dak van onze Scenic en het duurde en het duurde..)

Maar gelukkig kwam E. het portier opendoen en kwam, haar plu uitschuddend, gezellig bij me aanschuiven. 'Even een sigaretje hoor!' We staken op, deden de raampjes open en ze vertelde over het pand. 'Weet je, ik ben er meer dan dertig jaar geleden voor het laatst geweest. Maar het is nog steeds helemaal hetzelfde! Toen woonden zijn ouders daar nog, maar de zooi en de rommel, daar is niets aan veranderd. En die stank! Loop voor de grap nu even mee en kijk en ruik eens wat en hoe het is.'
Ik ging, reluctant, zeggen de Engelsen en dat is een fraai woord voor aarzelend, met haar het pand binnen. Jullie kennen allemaal die programma's wel, die van de Tv, de mensen die in zooi en bende leven, figuren, soms net mensen, die stapels kranten hebben die al van dertig jaar geleden en langer bewaard zijn, de mensen die voorraad kasten vol hebben met blikken soep en zo, die tijdens de aanval op Twin Towers al jaren over datum waren, die mensen die meubels hebben die zo slecht en sleets zijn dat ze het woord meubel niet meer mogen voeren? Mensen die kleding hebben hangen in hun kasten die in de jaren direct na de Tweede Wereldoorlog al verouderd was? Verzamelaars van alles wat echt ouder moet zijn dan dertig jaar en daar bedoel ik kranten en tijdschriften mee? Ok, herken je dat?
Nou, dan ben je heel erg koud. Dit was erger en veel erger. Ten eerste was de buitenkant van het huis in een staat die het woord krot niet eens zou kunnen beginnen te dekken. Goed, het pand had vier muren en een dak. Dat is het. Het was/is zo een oude Zaanse woning, nu ja, misschien Oud Noord Hollands, je kent ze wel. Groot, twee panden tegelijk met slechts een ingang, met een groot pannendak, twee schuine zijden voor/achter en aan beide zijkanten, met van die fraaie rood/zwarte pannen. Als ze onderhouden zouden zijn. Het huis was vierkant, was helemaal van hout en in het zo bekende Zaanse groen geschilderd. (Ooit) Dat hout was die benaming trouwens ook waard: Ooit. Nu was het Molm. Ik duwde, niet helemaal per ongeluk natuurlijk, met een vinger aan de kopkant van een van de planken die de zijkant van het huis uitmaakten. ik hoorde een enorm gegil en geschreeuw en gebrul. Nee, niet van de mensen die binnen waren, maar van de houtwurmen, kakkerlakken, rupsen, enge beesten en nare wezens met soms meer dan vier poten die zich in dat stukje plank bevonden en zich nu haastig uit de buurt maakten. Geschrokken haalde ik mijn vinger terug, net voordat een in paniek geraakte "Grote oneven getande zevenpotige houtekauw", of zuks, haar, mijn vinger, wilde afbijten.
Uiteindelijk trad ik dan toch maar binnen. Het eerste wat me opviel was de geur. Een geur die het midden hield tussen: Vuilbelt/vastgelopen riool/beerput/mummificatie/viezigheid. Heel oud dus en heel naar. De familieleden doolden rond, trokken dit opzij en verschoven dat, gingen trappen op en deuren in en mompelden en murmelden en waren eigenlijk op zoek naar de schat. Die schat zou dus moeten bestaan in bankafrekeningen van hun overleden familielid en eigenlijk, maar voornamelijk EN eigenlijk, een eventuele begrafenis polis. Want, dat de man begraven moest worden was natuurlijk overduidelijk. En dat hij dus helemaal geen begrafenispolis had, was en werd dat ook.

Ik sla nu wel en heel stuk over. Nadat op mijn en E.'s herhaalde aandringen de "erven",  zoals de kinderen worden genoemd, een notaris in de arm hadden genomen kwam er een behoorlijk aardig geldbedrag boven water. De "erflater". hun bio pa dus, had geen testament op gemaakt, dus al het geld en alle goederen vervielen aan zijn, biologische en zo, nu ja, gewoon, aan mijn (onze)! kinderen. (De begrafenis werd er ook van betaald, overigens, maar geen van beiden was daarbij aanwezig. Jij bent onze pa, hem hebben we nooit gekend man, zeiden ze beiden ongeveer in die woorden en dat deed me veel plezier (en nog) moet ik eerlijk zeggen.) 
Niet allen geld en zo kwamen boven water, maar ook een hoop goederen, dus. Ik ga geen lijsten opsommen, maar laat ik twee voorbeelden noemen. Originele Kick Wilstra strips, die per stuk al tegen de dertig euro aanhikken, en veel, heel veel klokken en klokjes, vaak eeuwen oud en origineel en de  prijzen? Nee, laat maar! Ik zou nu hebben kunnen stoppen met werken in mijn De Keten, als ik het zou hebben geërfd. (Heel cynisch zeg ik nu dat ik dat werk veel te graag doe om er opeens mee te stoppen, ondanks alles. Maar dat is misschien weer te sarcastisch.) 

Maar dat huis dan? En die grond? Oh ja, dat vertelde ik nog niet. (ook niet dat er een bedrijfsklare auto in de oprit stond en zo.) Dat grote, maar totaal verwaarloosde huis, dat geheel vrij op naam is, (heet dat zo?) staat op een enorme lap grond. Een enorme lap grond middenin de Randstad. In de driehoek die je tussen Amsterdam Noord en Zaanstad en Purmerend kunt maken. Daar staat het huis met een vierhonderd, meer? vierkante meter wildernis. Er is al twee ton geboden. 
Meer?


woensdag 20 augustus 2014

Het eerste nationale verkeersinfarct. (Over C. een veel te vroeg gestorven collega.)



Ik werk ondertussen al weer een kleine elf jaar bij De Keten. Ik ben ooit van een filiaal dat ergens in Amsterdam Zuid Oost was gevestigd, de plek waar ik toen woonde, overgeplaatst naar dit filiaal dat aan een doorgaande weg in Amsterdam Oost is gevestigd. De reden daarvoor was dat ik onenigheid kreeg met mijn toenmalige FM. De man had de functie van een voorganger, die overigens geheel ten onrechte beschuldigd werd van diefstal, overgenomen en had hele felle kritiek op zijn voorganger geuit en gespuid tijdens een overleg, waarbij het hele personeel aanwezig moest zijn.

Toen die voorganger, door de rechter, want zo ver ging de zaak, op alle punten werd vrijgesproken, recht op schadevergoeding en dat soort zaken kreeg, en ik (ja, kinnesinne, vertelde in mijn filiaal, vond de directie van De Keten, op aanroep van P., de nieuwe man, het nodig om me dan maar naar een “moeilijk” filiaal over te plaatsen. Ik heb het daar geweldig naar mijn zin gehad en nu, af en toe met een dipje, lees eerdere berichten, nog!

Die man P., die de zaak overnam en zo veel kritiek op zijn voorganger had, werd na een half jaar overigens op staande voet ontslagen wegens: diefstal! Van geld en goederen, dus ernstiger dan van gesjoemel, zeg maar.

Het verhaal krijgt overigens nog een staartje. De man trad in dienst bij een warenhuisketen en werd daar stomtoevallig de chef van mijn oudste dochter. (Die mij en E. na een week met hem gewerkt te hebben, al toevertrouwde dat ze hem niet echt mocht. Ze had toen zijn naam nog niet eens genoemd en kon dus niet door mij ingefloten zijn van zijn verleden.)

Maar: na een half jaar werd hij ook daar ontslagen. De reden? Raad eens?



Ik had die bepaalde woensdag late dienst in dat filiaal in oost en moet dus formeel tot negen uur ’s avonds werken. (Tegenwoordig zijn de winkels van ons bedrijf tot 2200 open, wat mij een gruwel lijkt!). De weersvoorspelling voor die dag, het is zes januari, Driekoningen, is redelijk gunstig en ik durf dus lekker op de fiets. Het zou wel koud blijven, hooguit iets boven het vriespunt en het zou hard waaien en er kon een (klein) buitje vallen. (Volgens de weerprofeten, die overigens ook gewoon brood eten, hoor.) Als ik om elf uur die morgen van huis ga zijn de straten en fietspaden overigens bijna helemaal sneeuwvrij en mooi opgedroogd van de buien vaan de vorige nacht. Ik heb trouwens van die afneembare LED lampjes op de Giant SCR, mijn fiets van keuze voor de dag, gemonteerd en fietsen in het donker is, op goed verlichte (fiets)paden, geen probleem. Hoewel ik wel vrij angstig ben voor het fietsen in het donker, moet ik eerlijk zeggen. Ik heb in het, niet al te verre, verleden een paar nachtelijke tochten gereden, toen ik me wilde kwalificeren voor de monstertocht Parijs-Brest-Parijs, een tocht van 1200 kilometer die je moet volbrengen binnen 24 uur, en ben er toen achter gekomen dat ik graag wil zien waar ik rijd, al dan niet in een peloton, en dat ik ook wil zien waar eventuele obstakels liggen. Maar, als ik tegenwoordig van en naar het werk moet in het duister, zijn de straten waar ik fiets redelijk goed verlicht, dus heb ik zicht zat. Alles gaat dan, in dat donker, goed, totdat er op het fietspad onverlichte en vooral onverwachte tegenliggers aan komen scheuren. Ze fietsen onverlicht, tegen het verkeer in, vaak met een mobile telefoon in de hand, waar ze meer op letten dan op het verkeer! ZeIf heb ik zodoende eens een nare smak gemaakt, die me een defect voorwiel opleverde. (Ooit smakte ik zo hard tegen het dek, dat ik geopereerd moest worden aan mijn hand en pols, in het AMC.)

Ik scheld dit soort cowboys, die zonder licht tegen de verkeersstroom in rijden, dan ook naar hartenlust uit en geloof me, daar heb ik het over het algemeen vrij druk mee. Niet alleen vanwege het aantal mafkezen, mar ook door mijn vrij aardige marine scheldwoorden vocabulaire. De doorsnee Mokumer op de fiets is gewoon een nare en narcistische en asociale anarchist die zich aan geen enkele verkeersregel houd.

Ik moet wel even iets kwijt over de kleding die ik in deze koude periode draag. De rest van het verhaal hangt er namelijk een beetje van af. Het begint, vanaf boven en buiten dan, met een lekkere warme muts, die de oren bijna geheel bedekt. (Vergeet niet, het vriest als en gek en er staat en enorme bak wind! Lees: wind chill factor) Ik kreeg er deze herfst een van mijn warme bakker aangereikt met een leuk brood logo erop en die staat helemaal kek. Mijn oude muts, van een bekende voetbalploeg uit Amsterdam, met het logo van een Griekse held, was ondertussen wel aan vervanging toe ook, moet ik zeggen.

Dan, vanaf het blote lijf af naar buiten: een T-shirt om de transpiratie te absorberen, vervolgens de collant, dat is een lange koersbroek met zeem en daarover een "Arctic shirt", nog over gehouden van mijn tijd bij het Korps Mariniers en dat je gegarandeerd warm houdt tot min dertig en daar weer over heen een wieler winterjack. Aan de voeten sokken en schoenen natuurlijk en ook  overschoenen. Mijn lekkere en warme winterhandschoenen zijn voor mij een absolute must, want in tegenstelling tot mijn tenen, heb ik wel altijd last van heel koude, haast bevroren vingertoppen.

Het is wel een heel gedoe altijd, dat in tenue moeten hijsen voor een dergelijke koude tocht, maar je bent er dan wel verzekerd dat je niet als een half bevroren Eskimo aankomt op de plaats van bestemming. Maar, wat ben ik een tijd kwijt om me in winter tenue te hijsen! Ik heb die ochtend nog snel even wat boodschappen gedaan en heb de balen dat ik nog late diensten moet draaien. Ik ben een morgen- of ochtend mens. Ik functioneer het beste vanaf vijf uur in de ochtend. Ik haat late diensten. Ik ben druk in onderhandeling met diverse chefs om ochtenden te gaan werken en dat zal me, een week of zo later, ook gaan lukken. Maar goed, na de boodschappen kleed ik me in wielertenue om en ga dan maar naar Oost.

Op het werk kleed ik me om, kijk naar wat er nog moet worden gedaan, veel blijkt, want de chef had vergaderingen, vertelde die en ga zuchtend aan het drukke werk.

Het is een drukke en behoorlijk vervelende dag en ik moet vanaf twee uur alleen werken, want M., die formeel mijn chef maar ook collega is, gaat nogal wat eerder naar huis, want zijn auto moet naar de garage of zoiets.

Om drie uur, nog niet eens op de helft van mijn werkdag, als ik een lege container naar buiten rijd, zie ik dat er opeens sneeuwvlokken van een megakaliber beginnen te vallen. Niet alleen groot, maar echt groot. Als ik, even later, van mensen die in de winkel komen te horen krijg dat het verkeer en het grootste deel van het openbaar vervoer helemaal plat ligt, word ik wel een beetje somber. Rond vijf uur ga ik nog even naar buiten en zie een pak sneeuw liggen waar geen doorkomen meer aan is. Een enkele tram van lijn negen knarst zich, helemaal leeg, een weg naar de remise en er rijden nog maar een paar auto’s. Ik weet dat fietsen nu onmogelijk is en besluit om op de terugtocht dan maar met de fiets aan de hand naar het Amstelstation te lopen en daar de metro te pakken. (Mocht die nog rijden, dat vooropgesteld)

Er komt opeens een vaste klant naar me toe. Het is een wat oudere Marokkaanse mevrouw, die ik al jaren en jaren ken. We groeten, maar door haar gebrek aan Nederlands, of mijn gebrek aan Marokkaans, dat kan ook, blijft het bij: ‘alles goed?’ ‘Ja goed en jouwe ook goed?’

Ze kijkt heel serieus en vraagt me of ze me wat mag vragen. Ze heeft een pak melk nodig maar ze heeft nu even geen geld en, ja, kan ik het haar voorschieten? Dan schrik ik. Samme, geen geld voor een pak melk? Maar da’s maar vijftig cent of zo. Ik knik, zeg dat ik het even moet gaan pakken en loop naar boven. Dan, in mijn tas voelend, herinner ik me, tot mijn grote schrik, dat ik mijn portefeuille met daarin mijn pinpas, Chipkaart voor het OV en strippenkaart ben vergeten mee te nemen. Ik heb, zoals ik zei, vanmorgen boodschappen gedaan en die portefeuille in mijn jaszak laten zitten! Daar sta ik vervelend bij te kijken. Wat nu? Ergens in mijn rugtas heb ik nog een twee euro munt opgeduikeld en in mijn shagbaal nog een bedrag van een euro of drie, wat ik mevrouw dan maar geef en ze bedankt me en zo en ja, het is goed, ik krijg het wel eens terug.

Maar: verdulle, hoe moet ik nu terug naar huis? Zwart rijden kan sinds de invoering van de chipkaart ook niet meer en helemaal niet nu er op alle metro haltes streng toezicht wordt gehouden en er overal van die poortjes staan. Nou ja, als de metro’s al rijden dan! Lopend naar huis? Ja, dat heb ik wel eens gedaan, maar tien kilometer spazieren in die sneeuw? Dat gaat uren duren.

Een collega, ene C., biedt uitkomst. Ik vraag hem of hij me eventueel een stuk mee kan nemen. Hij woont in verderop in Noord-Holland, bij Haarlem en eigenlijk gaat hij niet via Amstelveen. Maar het is een goede vent en, zo zegt hij: ‘Die route naar mijn huis kan ook wel via de A9 afrijden.’ Ik laat het werk het werk, ruim mijn zooi op, krijg de dag daarop op mijn donder van die chef, die zelf al de hele dag thuis zit en de volgende ochtend uren te laat komt, door die sneeuw en ik ga met Collin om zes uur de deur uit.

Du moment we de parkeergarage en de doorgaande straat op rijden die naar de ring A10 voert, zijn we dus deelnemers aan het aller eerste nationale verkeersinfarct.

Heel Nederland staat stil blijkt, maar op de ring rond Mokum is wel het allerergste. Ik zal de verdere chaos niet beschrijven, het rest me te zeggen dat we over een afstand van tien! kilometer vanaf de winkel naar mijn huis, een goede tweeëneenhalf uur gedaan hebben. Ik ben iets voor negen uur thuis. C., die naar Beverwijk moet, was pas rond elf uur thuis.




Zwart kadertje:

C., mijn gewaardeerde collega, overlijdt, in zijn slaap. Hij werd slechts vierenveertig of zo.

Iedere keer dat er sneeuw valt of ik in de sneeuw rijd, denk ik weer aan hem. Een aardig mens. Sommige mensen gaan veel te vroeg!

zaterdag 16 augustus 2014

Geschokt. Maar ook een rectificatie!


RECTIFiCATIE! 
In het vorige Blog heb ik geschreven dat er naast de FM nog een functionaris uit ons filiaal op non actief was gesteld. Dat bleek niet waar te zijn, maar het verhaal, mijn informatie, werd door mij verkeerd begrepen en dus ook verkeerd op geschreven. Ik ben dan wel geen journalist, maar een stukkies schrijver, maar ik moet me wel aan de waarheid  houden en, natuurlijk, zoveel mogelijk aan "fact finding" doen. Het vorige Blog is ondertussen bijgewerkt op dat onderwerp en ik bied die collega, die functionaris dus, hierbij alvast mijn excuses aan. Ik ben voor dit feit dank verschuldigd aan FM2, die me op de feiten wees!

Ik schoot dus de eerste de beste sectorchef aan die ik die ochtend zag, wel wetend dat hij degene was die ik als eerste zou zien. In negentig procent van de dagen zijn wij namelijk de eersten die bij het filiaal arriveren, vrij kort daarop gevolgd door nog wat mensen, zodat we met zijn vieren naar binnen kunnen. En ja, we zijn nog allemaal uitgerust met het bekende 'gele alarmkoord met bruine alarm knop.' 
Ik zie de persoon in kwestie de parkeergarage inrijden en ik hoor het portier van diens wagen dichtslaan en een 'Bliep" afgeven, toen de portieren automatisch werden gesloten. Het duurde even voordat ik degene zag en ik stond me, naast mijn fiets, die ik altijd parkeer aan de rand van de ondergrondse parkeergarage, een beetje op te vreten. Uiteindelijk daalde ik dan maar af en zag de sectorchef dralen. Dralen, ja, weer zo een woord. Maar: ik voelde me zo belazerd, zoals ik al schreef, dat ik nu meteen van de hoed en de rand/ en hom of kuit, wilde weten en ik sprank diegene aan. 
'Ja, ja, er is wat, maar je hebt het niet van mij.' Maar', zeurde ik, ' "WAT" is er wat?' Nu ja der was veel en veel en heel veel en zoveel dat ik het niet allemaal begrepen heb. Het had en heeft te maken met bonussen. Het woord bonus heeft een hele negatieve betekenis gekregen in onze maatschappij. (En tercht, denk ik.) De enorme crisis die nu al jaren duurt, schijnt, ik ben natuurlijk geen econoom, maar schijnt, te wijten te zijn aan de bonussen die bankmensen, nu ja de directieleden van die financiële instellingen, kregen, als ze zo en zo deden en de winsten zo en zo verhoogden. Over het algemeen ging dat van de lasten van de mensen die bij hen investeerden af of van de prijzen van de chique en dure huizen die die mensen kochten, nu ja, ik ben geen econoom of bankier, ik verdien mijn geld met eerlijk werk, waarbij ik af en toe nog zweet ook! Het schijnt dat die bonus cultuur ook bij de supers van ons, (maar niet alleen van ons, denk ik) land werkt. Hoe minder een FM besteed aan lonen, hoe hoger zijn "Winst", (maar dat ligt economisch anders, maar nu ff voor Dummy's zoals ik), hoe hoger de einde jaars bonus voor die FM. Een kerstgratificatie boven op nog een kerstgrati, zeg maar.

Oordeel ik? Veroordeel ik? Nee, nee. Ik moet zeggen dat ik geen mens ben die een bepaald geloof aan hangt. Ik ben meer een humanist. Ik kan niet in de ziel van mensen kijken, ik kan en wil wel vaak hun beweegredenen begrijpen voor dat wat ze doen of gedaan hebben en het waarom, maar ik zal en kan en wil geen enkel mens be- of veroordelen voor hun daden, zolang die niet tegen mensen persoonlijk gericht zijn. Ik ben niet religieus, zoals ik al schreef. Ik ga niet ter kerke en zo. Ik loop niet mee met allerlei stromingen die het geweten plaatsen onder de titel: zo heeft de Allerhoogste het gewild en vul de naam van die allerhoogste dan maar in. 
Maar, ik weet, doordat ik in de jaren vijftig en zestig ben opgegroeid en opgevoed wel iets over het geloof. (Dat kreeg je op scholen gewoon: Bijbels onderricht. En je most er gvd nog examen in doen ook!!) 
Ik weet dat er in de Bijbel een zinsnede staat, die luidt: "hij die zonder zonde is, werpe de eerste steen." (Johannes 7:53 - 8.11) Nou, die steen zal ik nooit werpen, hoor. Ik ben natuurlijk ook niet zonder zonde! Wie van ons wel? (Nu ja, ik ken de maatjes H. en F. en die zijn aardig heilig, maar ja, die lezen dit Blog niet!) Want, wie zegt mij, dat hij, de verdachte noem ik het maar, meer is hij niet, hij is nog niet veroordeeld, zeker niet door mij, die bonussen niet besteedde aan altruïstische doelen? Wie weet moest hij een enorme som ophoesten voor een of ander iemand die, misschien wel een pleegkind, een dure oog- of weet ik het,andere operatie moest ondergaan? Nee, natuurlijk, misschien stak 'ie het wel in zijn eigen zak, maar misschien ook wel niet! Wie weet dat allemaal? Nee, ik praat het niet goed, nee. 

Teleurgesteld! Ja, dat ben ik nog steeds, nog helemaal. Meer in mezelf, omdat ik dacht de wereld en haar bewoners een beetje door te hebben en een beetje te vertrouwen op die mensen die ik kende en aardig vond en zo.
Nu ja, ik ga maandag toch maar weer aan het werk. Denk ik. Hoop ik, maar weet het niet helemaal zeker,eigenlijk. Een werk dat wel weer anders zal zijn. Ergens denk ik: moet ik nu zo mijn ballen uit de broek werken? Voor wie? Voor wat? Omdat anderen met bonussen gaan strijken over mijn rug? Omdat ik mijn best doe en meer dan dat? (Ook de andere collegae hoor!) Mijn baan die hetzelfde blijft maar waar dan weer eens een man naar boven komt als nieuwe FM. Een man die me niet kent en die me (voorlopig) niet weet te waarderen en waar tegenover ik me weer moet "waar maken". Maar, ja, de zogeheten "waarmaak veer" is een beetje ver opgerekt, na 42 jaar KM dienst, dus: varen, uitzenden, veteraan worden en verder werken en steeds maar lopen opwinden en uitrekken. Ik weet niet of ik zo een trucje nog eens aan kan. De rek gaat er een beetje, nu ja, een beetje, uit. Oh, nee, ja, goh, ik zal mijn ding blijven doen? Dat hoop ik wel. Ik ben een ouwe marine onderofficier (geweest), gauw krijgen ze ons niet klein, maar ja, op een gegeven moment is het een beetje over!
Ik weet het niet meer nu. Weer een dreun op mijn kanis.
Stom eigenlijk. Tweeënzestig geworden en weer op het verkeerde been gezet!

vrijdag 15 augustus 2014

Helemaal niet blij! Integendeel!

Niet oordelen of veroordelen, nog niet!
Dat is de ondertitel van dit stukje.

Ja, ik ben jarig vandaag. Tweeënzestig geworden vandaag, dus nog slechts drie jaar scheiden me van mijn eeuwige rust, nu ja, mijn verdiende rust, bedoel ik natuurlijk. Bedankt voor jullie goede wensen en ik zal der zeker eentje op vatten. Ik moet nu nog maar 600 dagen werken. Dat is drie jaar min alle vakantie- weekend- en feestdagen en zo, begrijp je? 600 dagen a 6 uur per dag is dus 3600 uur, waar met ingang van nu, vanmiddag om 1200 hr dus, al weer zes uur af is, dus rest nog maar 3594 uur harde en fanatieke inzet.
Nee, dat is natuurlijk een flauwiteit van de eerste orde. Het is zo een stom rekensommetje dat je wel eens uit zit te rekenen als je een saai en lang traject tegen de wind in fietst of zo, of je zit te wachten in de wachtkamer van: fysio*/huisarts*/tandarts*/gemeentehuis*/overige saaie instellingen*. Maar, hoewel ik tot de dag van vandaag, met heel veel plezier naar het werk ging, (nee, ik zeur, niet iedereen gaat elke dag met heel veel plezier naar het werk en zo, ik natuurlijk ook niet), maar ik heb er nooit een echte ple.... hekel aan gehad. Aan werken dan. De ene dag is het wat beter, de andere dag wat minder, nu ja, hoe gaat zulks?) werd dat werkplezier vandaag opeens en helemaal anders.
Gisteravond werd namelijk de grond voor mijn, zich na al die jaren veilig voelende voeten (weer eens) opengereten, gaapte er weer eens een afgrond van vertwijfeling en ongeloof, van narigheid en verdriet, zoals ik die wel eens paar maal vaker in mijn leven ben (en jullie, oudere lezers waarschijnlijk ook wel eens bent) tegengekomen. Het nieuws dat je bedrogen wordt door een partner, het nieuws van de dood van een ouder of familielid, de (ernstige) en nare ziekte van een vriend(in), nu ja, noem maar op, Het leven is lijden, zong Robert Long ooit. 
Maar dit stik vervelende en me beklemmende en me nog steeds niet loslatende en maar beklijvende nieuws, gaat over een man die ik voor de volle honderd procent vertrouwde. Een man met wie ik kon lezen en schrijven, een man die, hoewel hij nooit (als militair) gediend had, wel helemaal door had hoe een (oud) onderofficier van de marine functioneerde. Een man die me alle ruimte gaf om mijn werk, zoals ik dat zag, te doen op de manier waarop ik dat zag. Moet ik uit wijden? Even, misschien en niet om mezelf een veer in een bij ons allen bekende maar vrij onbekende, want donkere lichaamsopening te stoppen. Ik pakte dingen buiten het eigenlijke werk op. Ik ben een heel leven gewend om dingen aan te pakken, dat hebbie nu eenmaal met die marinemafketels. 
Ik wiedde, bij De Keten dan, onkruid, sleepte ouwe fietswrakken op containers zodat die niet meer in het zicht van de winkel stonden te verroesten, blies blad en hield de parkeergarage een 'beetje bij' en ja, schrobde vloeren, met een machine, dweilde vloeren met een mop en daarnaast deed ik ook nog mijn eigenlijke werk.
FM 1 waardeerde dat. Niet financieel, hoor, nee, maar dat was ook niet de bedoeling. Ik deed het graag, ik deed het voor mijn winkel, toch een werkplek waar ik al een jaar of wat, acht of negen of zo ondertussen, in mee draai. Schepen en kazernes zijn jaren lang mijn werkplekken geweest en ja, die zagen er uit of niet. Zagen ze er niet uit dan ging de admiraal te keer tegen de commandant, die dan weer tegen zijn officieren en die op hun beurt tegen hun onderofficieren en ja, uiteindelijk was jij, uiteindelijk de matroos of zo, de pisang om de zooi recht te trekken of de straf te ontvangen.  Nou ja, ik was een gelouterde man ondertussen en ik zorgde, op mijn manier, dat er niemand tegen mij kon gaan 'blazen.' Het "cover your ass" principe, zal mijn maatje en kritisch lezer B. van dit Blog het wel noemen.

Maar, terug naar het onderwerp. Ik had FM al een dikke anderhalve week niet gezien. Ik wist dat hij geen vakantie had. In van die gesprekjes tussen het werk door, die je dan zo hebt, weet je niet, had hij al gezegd dat 'ie ergens in september zou gaan en misschien naar Cuba of zo. Maar, nee, ja, goh, mensen zijn er wel eens meer een aantal dagen tussenuit. Ik vroeg het eens aan FM 2 en die hield zich, voorbeeldig en loyaal op de vlakte, hetgeen hem siert! 'Wat privé problemen en zo', vertelde hij. Kan. Logisch, mensen hebben dat. Ik schonk er verder geen aandacht aan. Tot ik de dag voor deze, 's avonds gebeld werd door colegabber R. 'Hebbie even tijd?' vroeg hij. 
Nu ja, dat had ik natuurlijk wel en ik dacht hij mij, prematuur, wilde feliciteren. Maar nee, dat kwam er niet van. 'Joh, ik heb gehoord dat C onmiddellijke ingang op non actief is gesteld!' vertelde hij, toch wel gelaten en behoorlijk onder de indruk. 'Ok, man, je laatste vakantie week,een april is geweest, kom op nou!', pareerde ik. Hij was "adamant" zeggen de Engelsen dan, onvermurwbaar. (fraai woord, al een tijd niet gelezen.) 'Nee, ik heb het van die en die heeft het van de Regio manager himself. Die is het zelf uit komen leggen in het filiaal!' Ik werd stil, hij sprak verder, ik luisterde met stijgend ongeloof.
Met een absoluut, laat ik het zo zeggen, "naar" gevoel, ik kan eufemistisch zijn als het moet, legde ik op. 
E., lief en kenner van haar man, keek me aan. Ik legde uit en zij straalde ongeloof uit. 'Maar je was altijd zo vol van hem!' 'Ja en nog. Ik wil eerst weten wat er loos is. Maar, man, ik meld me het liefste ziek. Dit is al de zoveelste maal dat het me overkomt. weer word ik teleurgesteld, weer wordt ik besodemieterd door iemand die ik hoog heb, nu ja, had.'
Ik sliep behoorlijk rottig die afgelopen nacht en nam me voor om de eerste de beste afdelingschef die ik zou zien, te vragen naar de strekking van de geruchten!

*doorhalen waar nodig

=hetgeen ik deed=

dinsdag 12 augustus 2014

Toch maar weer het K woord! (1)

Ik heb, geloof ik, ik weet het niet helemaal zeker meer, een jaar of anderhalf geleden even gesproken over een voormalige FM, waarvan wij, de man was ondertussen overgeplaats, in ons filiaal hoorden, dat hij aan leukemie leed. Dat is dan toch wel even behoorlijk schrikken en bijtrekken. In diezelfde  periode had ik net enkele goede vrienden aan die nare ziekte, die ik dan maar eufemistisch "k" noem, zoals veel mensen, maar wat gewoon een afkorting is van kanker of carcinoom, verloren.
In mijn vorig bestaan, bij de grijze schoorsteen lijn, de KM, dus, was het een heel normaal iets om flinke en vooral ruwe en vaak seksueel getinte taal te gebruiken. Het "K" woord werd dan ook vaak gebruikt. Niet om te kwetsen of mensen boos of naar te maken, maar ja, gewoon, het was zo nu eenmaal je taalgebruik. Maar later, ook bij het Korps gebruikte je die woorden die niet uit de tale Kanaäns kwamen. Cancer Billy en zo, waren, naast Tering Jantje en zulks gebruikelijke woorden. Natuurlijk bezondigde ik me er ook aan. Het woord ka....., was, is, een veel voorkomend woord in het NL (Bargoense) spraakgebruik. Ter verlichting van die zware taal: bij de marine werd het "griepen" genoemd. Een uitdrukking van ons was toen: "een matroos die niet griept is ziek". 
Maar goed, velen om mij heen vielen weg, ook partners van geliefde collegae en ja, dat woord, nee, het paste niet meer in mijn spraakgebruik, vond ik al, voordat men oproepen daartoe deed op de sociale media. Maar, wat ga je dan gebruiken? Want je wilt toch een vergroot woord voor je ontzetting, je angst, je verbijstering! Rododendron, Magnolia? Nee, gaat het niet worden. Nu ja, Holy Moly, of het F woord komen in de buurt, zeg maar. Maar goed, net zo min als dat je de ziekte uit kan roeien, kun je het gebruik van het woord in uitroepen ook niet uitroeien, hoe kwetsend het ook kan zijn. Ik had en heb, vaak nog moeite om met de vriendin, zie boven, te spreken over een iemand, die aan de ziekte lijdt/overleden is. Zij stelt me gerust, na mijn hakkelend: 'Sorry M., maar ja, weet je...'

Goed die toenmalige FM leed dus aan die ziekte. Het was geen echte grote vriend van me. Niet dat hij een naaar mens was, verre van dat, maar soms heb je met de ene mens meer "klik" dan met de andere. Met zijn voorganger en ook met zijn aflosser, die ook geen al te makkelijk leven heeft gehad, naar ik hoorde, qua ziektes dan, had en heb ik beter contact gehad. Maar, toen ik/we hoorden dat hij opgenomen was in het VU, hebben we natuurlijk geïnformeerd over het hoe en wat, een kaart gestuurd, af en toe nog even gevraagd of der nog iets bekend was en ja, het leven neemt zijn beloop en, als ik heel eerlijk ben, en dat ben ik nu, ik was eigenlijk al een beetje van zijn bestaan vergeten. Mensen komen en gaan in je leven. Met enkelen houd je een enorme band, met anderen is het niet zozeer uit het hart, maar uit het oog. Er sijpelden ook geen verder geruchten door, trouwens. Niet dat De Keten geen hechte familie is, (lees de ironie, alsjeblieft) want dat is bijna geen enkel bedrijf, maar ja, zo werkt het nu eenmaal. Het hemd is nader dan de rok, bloed kruipt en alleen de naaste familie is echt belangrijk. Of ben ik nu egocentrisch? Ik heb veel goede collegae die nu in de lappenmand liggen, die ik graag wil bezoeken of bellen en dat zou hun goed doen, I know, maar ja, ik heb ook een (druk) leven. Maar, waarde collegae, L., J., M., als je dit leest: sterkte en ik ben je niet vergeten en denk nog steeds veel aan  je, hoor! En ik ga bellen, zeg maar!

Enfin, op het einde van een drukke dinsdag sleep ik het vermoeide en uitgewoonde lijf richting kantine. Die kan je alleen bereiken door, door de bakkerij heen te gaan. (iets klopt niet in die laatste zin, maar wat?) In die bakkerij staat een hele grote man in een wit T-shirt onze baksteres te omhelzen. Haar man? denk ik. Een beetje vreemd, misschien. Er staat ook een jong meisje naast en ik weet dat S., zij van de bakkerij, een dochter heeft van ongeveer die leeftijd. Nu ja, kan, misschien was hij toevallig in de buurt? Ik ga naar boven, schenk een beker water in, de koffiepot was leeg en het apparaat heeft te veel geheimen voor me om die  ook nog eens aan te zetten. Ik wil even gaan zitten, met een vakblad, als ik de hele grote man, met de jonge dame en bakkerij bazin naar boven zie komen. Ik kijk verwonderd naar hem op. Hij is echt groot. 'He, ouwe marinier', brult hij! 'Verrek', zeg ik, 'nu zie ik het pas! Goh man, hoe is het met je? En: wat zie je der goed uit!' Hij slaat me op mijn schouder. Ik zijg, iets, ineen en herinner me nu dat hij zo grofstoffelijk is omdat hij zijn leven lang Rugby heeft gespeeld. Ik schud hem de hand. We gaan zitten en er ontspant zich een fraai en vooral sterk, maar waar verhaal.
=later meer= 




 

vrijdag 8 augustus 2014

Happinez 2/ Moed en Lef


De dame bij het "bladenrek", dat tegenover mijn diepvries afdeling is gesitueerd, vroeg me dus of ik "lef" had. Ik miste haar vraag even en dacht dat ze me uitnodigde voor een intiem en erotisch samen zijn, waar ik natuurlijk geen gehoor aan zou gaan geven, maar dat bleek, gelukkig, niet het geval. 

Ze kwam naderbij, dat vage Harry blad in haar hand en wilde, zichtbaar, een heel discussie aangaan.
Omdat ik mijn bril niet op had, leek de dame aanvankelijk van het type PLORK. Niet dat ik daar echt meer naar kijk hoor, hoewel? (Zie dat Blog over heuvellandschappen) Naderbij gekomen bleek ook dat PL van de afkorting, heel erg tegen te vallen, in mijn ogen dan, maar goed, smaken verschillen, natuurlijk.  
Ik had eigenlijk geen tijd voor haar, en wilde die ook niet maken, voor een discussie, waarnaar ze duidelijk op zoek was. Ik moest vijf onordelijke diepvrieskasten ombouwen naar een nieuwe ordelijke en beter gerangschikte uitstalling van die vijf en dat is niet echt moeilijk, KKDWD eigenlijk, maar het is wel arbeidsintensief. Maar, kennelijk had ze een verloren ochtend of was ze gewoon eenzaam, in ieder geval, ze bleef dichter bij komen, met het laatste blad van die serie Magazines (Happinez) in haar hand. Ze sprak, ja hoe zal ik het zeggen, alsof ze aan de medicijnen was, zeg maar. Drammerig, wat haperend en af en toe met stemverheffing en heel nadrukkelijk mij bij haar gesprek betrekkend. (Nu ja, misschien had ze haar medicijnen dan wel niet ingenomen, dat zou ook nog kunnen, natuurlijk.) Weer herhaalde ze, zo als gezegd een beetje drammerig, haar vraag, terwijl ik de Mora Bamihappen, Tranches, de Bami, in de taal van Hollande, alsof de Fransen ooit Bamiblokken zullen gaan eten, een rustplaats gaf. Die zooi verkoopt namelijk niet. Niet te vreten, zeggen de klanten.
Wat maf is, natuurlijk. Bijna alle snacks die je in het vriesvak of -kast vindt, komen uit slechts een fabriek, die van Royaan in Oostzaan. Die produceren, onder de naam R en R, hun eigen producten, maar leveren aan en produceren voor Bakker, Kwekkeboom en Van Dobben en  en al dat soort "frozen food" zaken meer. En de grap daarvan is natuurlijk dat er klanten zijn die zweren bij de producten van het ene of andere merk. Maar goed, de wereld wil bedrogen worden en daarom doen we ook nog steeds aan democratische verkiezingen, zeg ik dan maar, "simple mind"  die ik ben.
Maar goed, mevrouw bleef minder en minder afstand nemen en ik stond opeens in de "personal space" van haar, nu ja, zij in die van mij, eerlijk gezegd. Je weet wel, hoe goed je ook met een collega bent  of omgaat, je houdt altijd een bepaalde afstand. Da's ooit eens uitgemeten en dat zou dan 60 centimeter of zo zijn, maar in landen als India of Japan, waar er iets meer mensen per vierkante Km zijn, is dat ongeveer de helft. En dan scheelt het ook nog eens of je aan de voor of de acht... Ok, ik ga opschieten, zeur nou niet zo.
Dus stelde ze haar vraag, aanvankelijk wat lacherig en onbegrepen door mij ontvangen. 'Wat is lef volgens U?' Mijn herinneringen gingen een jaartje of wat terug. Lef? Ja, lef! Lef! Mijn eerste Alpencol  die ik ooit op fietste, de Col d' Ornon, (tegenover de Alp d',) in toen nog droog, maar dreigend weer, moest ik later in een gietende regenbui met tachtig in het uur afdalen, terwijl het water een riviertje vormde om mijn wielen, ik geen meter voor me uit kon zien en opeens een auto in moest halen, die nog slechter daalde dan ik en een tegenligger zag op een meter of zo voor me. Ik ontweek, ternauwernood, beide. Het water gutste in mijn ogen en in mijn kleding, mijn handen waren verkleumd en met remmen hadden bijna geen effect, zo nat was het, antwoordde ik. Maar ik kwam heelhuids beneden en dat, ja, dat vond ik lef.
Ik hoopte dat zij, ik begon het steeds meer een zweefjete, eh theezweefje eh, oké, ja, een zweefteef te vinden, me nu met rust zou laten, but: no such luck! Volhardend als een sergeant der mariniers, bleef ze me achtervolgen. Het blad Happinez in haar handen dragend als een catechismus. 
'En moed mijnheer, wat vindt U van moed?' "Mevrouw, ik gaf U antwoord over lef. Lef is een vaak domme eigenschap. Kijk naar die gasten op die brommertjes. Met 80 in het uur door rood scheuren en hopen en wachten dat de andere weggebruikers hen zien en voor die gasten stoppen. Zonder licht op je fiets om vijf uur in de ochtend tegen het verkeer in fietsen, dat is lef, nu ja, domheid, eigenlijk. Met een noodgang een bergaf fietsen of zo, dat is lef. Maar: moed mevrouw, is wat mensen tonen. Mensen die het misschien niet hebben, maar wel opwekken bij zich zelf en dus vaak bij hun collegae. Moed is: als militair voor de zoveelste keer naar een noodgebied te worden uitgezonden, moed is: als een politieman of -vrouw weer eens naar een noodsituatie te moeten gaan, een brandweermens die weer eens het vuur in moet om iemand te redden, als een ambulance verpleger of verpleegster weer eens naar een ongeval moet en niet weet wat ze aantreffen daar. Moed is om als mens of als politicus, je bek open te trekken over zaken die niet goed liggen in onze maatschappij en daarvoor met de dood bedreigd worden door een meute nitwits die elkaar na scandeert, maar dan te volharden in je mening. Moed, mevrouw, is iets heel anders dan lef. Moed komt vanuit je hart, vanuit je ziel, vanuit een overtuiging, begrijpt U?'
Ze legde het blad terug in de stelling. Ze keek me aan en knikte. 'Ja, dat is mooi gezegd. Dag mijnheer.' 



woensdag 6 augustus 2014

Happinez!


Ik was druk, druk, druk, zoals we allemaal zijn op een werkdag! Het was rond elven, in de ochtend dan wel, maar ik had al een aardige werkdag achter de rug. Om kwart voor vijf op, een half uur later de deur uit, lekker op een groot mes op mijn Defy duwen tegen de wind in, dan een mooi stuk langs de donkere rivier rijden, die nauwelijks zichtbaar op dit uur van de dag, voort stroomde naar haar stad. Een stad die haar naam aan die stroom te danken heeft en haar dan maar, uit een soort schaamte of zo, heeft onder geplaveid, in ieder geval heeft weggestopt vanaf de Blauwbrug, tot bijna aan haar monding bij het CS. Dat doen zelfs de Belgen en de Rotterdammers beter, die laten hun rivier, de Schelde of de Rotte, gewoon door de stad stromen. Hoewel je in het geval van 010 je je wel kan afvragen of er in dat geval nog wel van een stad sprake is, natuurlijk. 
Vanaf zes uur doe ik mijn dingen. Een van de dingen die voor die dag op de rol stonden, of ingepland waren, zoals je wilt, was het schoonmaken van het schoonmaakstation. Dat is een RVS stelling met drie verdiepingen waarop een enorme watertank de bovenste plank inneemt. Uit deze tank, die gevuld is met een schoonmaakmiddel en gevoed wordt door, ja, door wat eigenlijk? Ik heb geen idee, eigenlijk! Maar, onze schrobmachine en onze dweilwagens vullen we uit die tank. (Ik moet nu even nadenken of er wel werkelijk schoonmaak middel in de machine wordt gespuid?!) Goed, dat voor morgen. Daaronder zijn andere planken waar schoonmaakmiddelen en toebehoren op liggen, schrobbers voor de machine en zo en op het laagste niveau bevindt zich de afvoer, een gootsteen, zeg maar. Daaronder is de vloer, betegeld en vervuild! Ook de afvoer van het afvalwater van de schrobmachine, een buis die loost op het riool, is daar aangebracht. Dat spul is een dik jaar of zo geleden tijdens de verbouwing, aangebracht en nooit meer schoongemaakt. Dus! Dus, deed ik het schoonmaken, ontdekte hele nieuwe levensvormen en bestreed die krachtig met ontstopper, CIF, allerlei schoonmaakzooi en veel water, de oplossing voor alles. Na een uur intensief poetsen was de zaak netjes en blonk. Laat de firma Holzbauer of Holthouwer of zo maar komen, dacht ik. (Die firma is de keuringsdienst van waarde als het op netheid en reinheid van supers aankomt, zeg maar. Ze kunnen een toko meteen sluiten, mochten ze een dramatische hygiëne situatie aantreffen.)
Ik pufte uit en in, nee geen bevalling, maar even uitblazen met een sjekkie. FM1, die mijn inspanningen (nog niet) had gezien en aanvankelijk wat geïrriteerd was omdat de hele inhoud van het schoonmaak hok in zijn hele nette winkelingang stond, zag het nu en begreep en begon de buiten boel te doen. Hij hanteerde de bladblazer alsof ik hem zelf had opgeleid, maakte een netwerk van containers, (laat maar, te ingewikkeld) en begon in een looppas en met een grijns van oor tot oor en met ook nog een aanstekelijk enthousiasme, allerlei fietswrakken die al maanden, ja echt maanden, in het fietsenrek voor de winkel stonden, te verslepen. "Maar: pourqoui dan wel?" vroeg ik. Hij legde, nog enthousiaster dan even terug, uit dat die, nee, ik ben een net mens, ik durf zijn woorden die voornamelijk met een "F", een "P" en een "T" begonnen niet te herhalen, maar goed, de fietsen waren ongewenst, zeg maar, achtergelaten als een vondeling, als een gestrande, een soort Robin Crusoe. Hij werd bijna lyrisch! Nee, maar ze namen de stalling plaats in van mensen die wel wilden winkelen en hun fiets neer wilden zetten en dan misschien wel naar Oostpoort gingen, naar onze ander vestiging van De Keten! Ik grinnikte: 'daar komt toch geen weldenkend mens, man!' en ik raakte aangestoken door zijn enthousiasme en ging acht oude fiets wrakken op acht containers te laden en in te sealen, hetgeen niets met de Amerikaanse militairen te maken heeft, maar dat betekent dat je met een rol soepel plastic zaken vast zet. 

Buitenwerk, heerlijk. Er passeren zoveel mensen en figuren, er is zoveel te zien, minder heuvels dan op het water dat wel, maar dat is een ander Blog, der lopen zoveel aparte mensen rond dat je eigenlijk geen tijd hebt om te werken in dat stukkie van de stad. Acht fietsen op acht containers, in gesealed en een nerveuze en vaak naar buiten lopende kassière die maar hoopte dat we haar roestbak niet zouden verwijderen. 
Toen kwam de vracht en moest ik aan het werk. Ik was druk, druk, druk, zoals we allemaal zijn op een werkdag! En toen kwam zij in mijn leven. Zij vroeg of ik wist wat Lef was. (Ik geef toe, schandelijk, schandelijk en ik heb het NIET geschreven, maar ik hoorde even, dacht ik, meende ik te horen, geloofde ik, of ze aan me vroeg wat Beffe was. Dat zijn Belgische Francs, natuurlijk, maar die bestaan niet meer.) Nee, lef. Dat vroeg zij, die opeens in mijn leven kwam.

=Lef! Mijn eerste Alpencol die ik ooit op fietste moest ik in een gietende regenbui met tachtig in het uur afdalen, terwijl het water een riviertje vormde om mijn wielen, ik geen meter voor me uit kon zien en opeens een auto in moest halen, die nog slechter daalde dan ik en een tegenligger zag op een meter voor me, antwoordde ik=