woensdag 6 december 2017

Geen Nederlandse Litaretureluur meer

Goed, Zola en zo al ontdekkend hebbende, kwam de stap nader om de Nederlandse letteren te gaan bestuderen. Ik las dus bijvoorbeeld Busken Huet, man wat erg, ik las Beets, grappig, maar wel belerend, immers een dominee zijnde, ik las Van Deijssel, gruwelijk, hoewel die nu ja, erotische scene van zijn hoofdpersonage er wel mee door kon, ik las Louis Paul Boon, ik las, later Van het Reve, afgrijselijke en naargeestige verhalen, ik nam werken van Mulisch ter hand, niet door te komen, (Reve zij het al: het werk van Mulisch, dat is vullis, het werk van Reve, da's pas leve) en ik las wat van Hermans.
Ik was niet onder de indruk dat ik er veel van zou opsteken, nu ja, laat ik het zo zeggen: het boeide me voor geen meter! Nog steeds was daar Lampo, met zijn half literaire en half spannende boeken en ja, dat kon ik allemaal verdragen. Maar nog meer Innes en nog meer Reeman en ja, ook Monsarrat, je weet wel, las ik. Kortom: ik las veel boelen met spanningsbogen, zeg maar. In de NL literatuur zijn niet veel spanningsbogen te vinden, hoor.
Ja, zo kwam het een van het ander, ik begon meer boeken te kopen voor de spanning, zowel fictie als non fictie, die non natuurlijk zijnde een niet uit de loterij, maar niet een soeur uit een klooster of zo.
Ik las en kocht veel geschiedenis, veel geschiedenis over van alles, vanaf de eerste mens tot aan de laatste wereldoorlog. Maar, ik las absoluut geen Nederlandse auteurs meer, had ik me voorgenomen.
Toen kwamen er mensen op mijn pad die me, nee, geen echte mensen, maar, laat ik het zeggen, nieuwsgierige stemmen in het hoofd, die me vertelden dat ik naar de bron terug moest, naar de oorsprong van het schrijven van Nederlanders.
Ik had, ik schreef het al, Beets en zo, gelezen, Piet Paaltjes, de gedichten van Blom, Nijhoff en zo, maar nee, ik moest naar de basis, begreep ik, gewoon naar het volksverhaal. Dat volksverhaal had ik, ik was amper twaalf, al eens gelezen en goed bevonden en me er kostelijk mee geamuseerd, ik moest dus terug naar de verhalen voor het volk!
Dus herlas ik nog eens Toon Kortooms' "Beekman en Beekman", herlas ik boeken van Roothaert, die op zolder lagen, zoals de 'Vlimmem trilogie', las en herlas de boeken van A.M. de Jong: 'Merijntje Gijzen' en zo, en Frank van Weezel, ik schaftte me de trilogieën van Antoon Coolen aan, waaronder het fantastische: "Dorp aan de rivier."*
En ja, ik was thuis. Nee, ik wilde geen ingewikkelde figuren als A.J.F., of Thomese,  Palmen, een rampenplan, meer te lezen of boeken van warhoofden als Grunberg of Noteboom of welke literatureliere magoggel nu weer in de kranten als hoofdprijs werd afgeschilderd. Ik had mijn eigen boeken, mijn eigen leeswereld ontdekt.
En die heb ik nog. Nog steeds doe ik niets met die "pauzen" die zogenaamde onze schrijf- en taalwereld bevolken, ik heb der niets mee. Ik heb mijn schrijvers: Roothaert, Coolen en meer van die auteurs die normaal schrijven. Ja, ik weet het, vaak uit voorbije jaren, nu ja, zo zij het!
Ik lees natuurlijk veel, nog steeds, en ook veel van hedendaagse schrijvers, maar geen literatuur zwendelaars meer.

*Dorp aan de rivier is ook verfilmd. (Kijk maar op Jouwpijpje) De grap erbij is de arts in dat boek en in die film de vader is van Frigo Wiegersma, de partner van Wim Sonneveld. "Het tuinpad van mijn vader" bestaat echt, ik ben er geweest en heb het nummer daar ter plekke geneuried! Ik schreef er al over, veel eerder.

=over Havank, ooit eens misschien?=

Geen opmerkingen:

Een reactie posten