woensdag 20 augustus 2014

Het eerste nationale verkeersinfarct. (Over C. een veel te vroeg gestorven collega.)



Ik werk ondertussen al weer een kleine elf jaar bij De Keten. Ik ben ooit van een filiaal dat ergens in Amsterdam Zuid Oost was gevestigd, de plek waar ik toen woonde, overgeplaatst naar dit filiaal dat aan een doorgaande weg in Amsterdam Oost is gevestigd. De reden daarvoor was dat ik onenigheid kreeg met mijn toenmalige FM. De man had de functie van een voorganger, die overigens geheel ten onrechte beschuldigd werd van diefstal, overgenomen en had hele felle kritiek op zijn voorganger geuit en gespuid tijdens een overleg, waarbij het hele personeel aanwezig moest zijn.

Toen die voorganger, door de rechter, want zo ver ging de zaak, op alle punten werd vrijgesproken, recht op schadevergoeding en dat soort zaken kreeg, en ik (ja, kinnesinne, vertelde in mijn filiaal, vond de directie van De Keten, op aanroep van P., de nieuwe man, het nodig om me dan maar naar een “moeilijk” filiaal over te plaatsen. Ik heb het daar geweldig naar mijn zin gehad en nu, af en toe met een dipje, lees eerdere berichten, nog!

Die man P., die de zaak overnam en zo veel kritiek op zijn voorganger had, werd na een half jaar overigens op staande voet ontslagen wegens: diefstal! Van geld en goederen, dus ernstiger dan van gesjoemel, zeg maar.

Het verhaal krijgt overigens nog een staartje. De man trad in dienst bij een warenhuisketen en werd daar stomtoevallig de chef van mijn oudste dochter. (Die mij en E. na een week met hem gewerkt te hebben, al toevertrouwde dat ze hem niet echt mocht. Ze had toen zijn naam nog niet eens genoemd en kon dus niet door mij ingefloten zijn van zijn verleden.)

Maar: na een half jaar werd hij ook daar ontslagen. De reden? Raad eens?



Ik had die bepaalde woensdag late dienst in dat filiaal in oost en moet dus formeel tot negen uur ’s avonds werken. (Tegenwoordig zijn de winkels van ons bedrijf tot 2200 open, wat mij een gruwel lijkt!). De weersvoorspelling voor die dag, het is zes januari, Driekoningen, is redelijk gunstig en ik durf dus lekker op de fiets. Het zou wel koud blijven, hooguit iets boven het vriespunt en het zou hard waaien en er kon een (klein) buitje vallen. (Volgens de weerprofeten, die overigens ook gewoon brood eten, hoor.) Als ik om elf uur die morgen van huis ga zijn de straten en fietspaden overigens bijna helemaal sneeuwvrij en mooi opgedroogd van de buien vaan de vorige nacht. Ik heb trouwens van die afneembare LED lampjes op de Giant SCR, mijn fiets van keuze voor de dag, gemonteerd en fietsen in het donker is, op goed verlichte (fiets)paden, geen probleem. Hoewel ik wel vrij angstig ben voor het fietsen in het donker, moet ik eerlijk zeggen. Ik heb in het, niet al te verre, verleden een paar nachtelijke tochten gereden, toen ik me wilde kwalificeren voor de monstertocht Parijs-Brest-Parijs, een tocht van 1200 kilometer die je moet volbrengen binnen 24 uur, en ben er toen achter gekomen dat ik graag wil zien waar ik rijd, al dan niet in een peloton, en dat ik ook wil zien waar eventuele obstakels liggen. Maar, als ik tegenwoordig van en naar het werk moet in het duister, zijn de straten waar ik fiets redelijk goed verlicht, dus heb ik zicht zat. Alles gaat dan, in dat donker, goed, totdat er op het fietspad onverlichte en vooral onverwachte tegenliggers aan komen scheuren. Ze fietsen onverlicht, tegen het verkeer in, vaak met een mobile telefoon in de hand, waar ze meer op letten dan op het verkeer! ZeIf heb ik zodoende eens een nare smak gemaakt, die me een defect voorwiel opleverde. (Ooit smakte ik zo hard tegen het dek, dat ik geopereerd moest worden aan mijn hand en pols, in het AMC.)

Ik scheld dit soort cowboys, die zonder licht tegen de verkeersstroom in rijden, dan ook naar hartenlust uit en geloof me, daar heb ik het over het algemeen vrij druk mee. Niet alleen vanwege het aantal mafkezen, mar ook door mijn vrij aardige marine scheldwoorden vocabulaire. De doorsnee Mokumer op de fiets is gewoon een nare en narcistische en asociale anarchist die zich aan geen enkele verkeersregel houd.

Ik moet wel even iets kwijt over de kleding die ik in deze koude periode draag. De rest van het verhaal hangt er namelijk een beetje van af. Het begint, vanaf boven en buiten dan, met een lekkere warme muts, die de oren bijna geheel bedekt. (Vergeet niet, het vriest als en gek en er staat en enorme bak wind! Lees: wind chill factor) Ik kreeg er deze herfst een van mijn warme bakker aangereikt met een leuk brood logo erop en die staat helemaal kek. Mijn oude muts, van een bekende voetbalploeg uit Amsterdam, met het logo van een Griekse held, was ondertussen wel aan vervanging toe ook, moet ik zeggen.

Dan, vanaf het blote lijf af naar buiten: een T-shirt om de transpiratie te absorberen, vervolgens de collant, dat is een lange koersbroek met zeem en daarover een "Arctic shirt", nog over gehouden van mijn tijd bij het Korps Mariniers en dat je gegarandeerd warm houdt tot min dertig en daar weer over heen een wieler winterjack. Aan de voeten sokken en schoenen natuurlijk en ook  overschoenen. Mijn lekkere en warme winterhandschoenen zijn voor mij een absolute must, want in tegenstelling tot mijn tenen, heb ik wel altijd last van heel koude, haast bevroren vingertoppen.

Het is wel een heel gedoe altijd, dat in tenue moeten hijsen voor een dergelijke koude tocht, maar je bent er dan wel verzekerd dat je niet als een half bevroren Eskimo aankomt op de plaats van bestemming. Maar, wat ben ik een tijd kwijt om me in winter tenue te hijsen! Ik heb die ochtend nog snel even wat boodschappen gedaan en heb de balen dat ik nog late diensten moet draaien. Ik ben een morgen- of ochtend mens. Ik functioneer het beste vanaf vijf uur in de ochtend. Ik haat late diensten. Ik ben druk in onderhandeling met diverse chefs om ochtenden te gaan werken en dat zal me, een week of zo later, ook gaan lukken. Maar goed, na de boodschappen kleed ik me in wielertenue om en ga dan maar naar Oost.

Op het werk kleed ik me om, kijk naar wat er nog moet worden gedaan, veel blijkt, want de chef had vergaderingen, vertelde die en ga zuchtend aan het drukke werk.

Het is een drukke en behoorlijk vervelende dag en ik moet vanaf twee uur alleen werken, want M., die formeel mijn chef maar ook collega is, gaat nogal wat eerder naar huis, want zijn auto moet naar de garage of zoiets.

Om drie uur, nog niet eens op de helft van mijn werkdag, als ik een lege container naar buiten rijd, zie ik dat er opeens sneeuwvlokken van een megakaliber beginnen te vallen. Niet alleen groot, maar echt groot. Als ik, even later, van mensen die in de winkel komen te horen krijg dat het verkeer en het grootste deel van het openbaar vervoer helemaal plat ligt, word ik wel een beetje somber. Rond vijf uur ga ik nog even naar buiten en zie een pak sneeuw liggen waar geen doorkomen meer aan is. Een enkele tram van lijn negen knarst zich, helemaal leeg, een weg naar de remise en er rijden nog maar een paar auto’s. Ik weet dat fietsen nu onmogelijk is en besluit om op de terugtocht dan maar met de fiets aan de hand naar het Amstelstation te lopen en daar de metro te pakken. (Mocht die nog rijden, dat vooropgesteld)

Er komt opeens een vaste klant naar me toe. Het is een wat oudere Marokkaanse mevrouw, die ik al jaren en jaren ken. We groeten, maar door haar gebrek aan Nederlands, of mijn gebrek aan Marokkaans, dat kan ook, blijft het bij: ‘alles goed?’ ‘Ja goed en jouwe ook goed?’

Ze kijkt heel serieus en vraagt me of ze me wat mag vragen. Ze heeft een pak melk nodig maar ze heeft nu even geen geld en, ja, kan ik het haar voorschieten? Dan schrik ik. Samme, geen geld voor een pak melk? Maar da’s maar vijftig cent of zo. Ik knik, zeg dat ik het even moet gaan pakken en loop naar boven. Dan, in mijn tas voelend, herinner ik me, tot mijn grote schrik, dat ik mijn portefeuille met daarin mijn pinpas, Chipkaart voor het OV en strippenkaart ben vergeten mee te nemen. Ik heb, zoals ik zei, vanmorgen boodschappen gedaan en die portefeuille in mijn jaszak laten zitten! Daar sta ik vervelend bij te kijken. Wat nu? Ergens in mijn rugtas heb ik nog een twee euro munt opgeduikeld en in mijn shagbaal nog een bedrag van een euro of drie, wat ik mevrouw dan maar geef en ze bedankt me en zo en ja, het is goed, ik krijg het wel eens terug.

Maar: verdulle, hoe moet ik nu terug naar huis? Zwart rijden kan sinds de invoering van de chipkaart ook niet meer en helemaal niet nu er op alle metro haltes streng toezicht wordt gehouden en er overal van die poortjes staan. Nou ja, als de metro’s al rijden dan! Lopend naar huis? Ja, dat heb ik wel eens gedaan, maar tien kilometer spazieren in die sneeuw? Dat gaat uren duren.

Een collega, ene C., biedt uitkomst. Ik vraag hem of hij me eventueel een stuk mee kan nemen. Hij woont in verderop in Noord-Holland, bij Haarlem en eigenlijk gaat hij niet via Amstelveen. Maar het is een goede vent en, zo zegt hij: ‘Die route naar mijn huis kan ook wel via de A9 afrijden.’ Ik laat het werk het werk, ruim mijn zooi op, krijg de dag daarop op mijn donder van die chef, die zelf al de hele dag thuis zit en de volgende ochtend uren te laat komt, door die sneeuw en ik ga met Collin om zes uur de deur uit.

Du moment we de parkeergarage en de doorgaande straat op rijden die naar de ring A10 voert, zijn we dus deelnemers aan het aller eerste nationale verkeersinfarct.

Heel Nederland staat stil blijkt, maar op de ring rond Mokum is wel het allerergste. Ik zal de verdere chaos niet beschrijven, het rest me te zeggen dat we over een afstand van tien! kilometer vanaf de winkel naar mijn huis, een goede tweeëneenhalf uur gedaan hebben. Ik ben iets voor negen uur thuis. C., die naar Beverwijk moet, was pas rond elf uur thuis.




Zwart kadertje:

C., mijn gewaardeerde collega, overlijdt, in zijn slaap. Hij werd slechts vierenveertig of zo.

Iedere keer dat er sneeuw valt of ik in de sneeuw rijd, denk ik weer aan hem. Een aardig mens. Sommige mensen gaan veel te vroeg!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten