dinsdag 12 augustus 2014

Toch maar weer het K woord! (1)

Ik heb, geloof ik, ik weet het niet helemaal zeker meer, een jaar of anderhalf geleden even gesproken over een voormalige FM, waarvan wij, de man was ondertussen overgeplaats, in ons filiaal hoorden, dat hij aan leukemie leed. Dat is dan toch wel even behoorlijk schrikken en bijtrekken. In diezelfde  periode had ik net enkele goede vrienden aan die nare ziekte, die ik dan maar eufemistisch "k" noem, zoals veel mensen, maar wat gewoon een afkorting is van kanker of carcinoom, verloren.
In mijn vorig bestaan, bij de grijze schoorsteen lijn, de KM, dus, was het een heel normaal iets om flinke en vooral ruwe en vaak seksueel getinte taal te gebruiken. Het "K" woord werd dan ook vaak gebruikt. Niet om te kwetsen of mensen boos of naar te maken, maar ja, gewoon, het was zo nu eenmaal je taalgebruik. Maar later, ook bij het Korps gebruikte je die woorden die niet uit de tale Kanaäns kwamen. Cancer Billy en zo, waren, naast Tering Jantje en zulks gebruikelijke woorden. Natuurlijk bezondigde ik me er ook aan. Het woord ka....., was, is, een veel voorkomend woord in het NL (Bargoense) spraakgebruik. Ter verlichting van die zware taal: bij de marine werd het "griepen" genoemd. Een uitdrukking van ons was toen: "een matroos die niet griept is ziek". 
Maar goed, velen om mij heen vielen weg, ook partners van geliefde collegae en ja, dat woord, nee, het paste niet meer in mijn spraakgebruik, vond ik al, voordat men oproepen daartoe deed op de sociale media. Maar, wat ga je dan gebruiken? Want je wilt toch een vergroot woord voor je ontzetting, je angst, je verbijstering! Rododendron, Magnolia? Nee, gaat het niet worden. Nu ja, Holy Moly, of het F woord komen in de buurt, zeg maar. Maar goed, net zo min als dat je de ziekte uit kan roeien, kun je het gebruik van het woord in uitroepen ook niet uitroeien, hoe kwetsend het ook kan zijn. Ik had en heb, vaak nog moeite om met de vriendin, zie boven, te spreken over een iemand, die aan de ziekte lijdt/overleden is. Zij stelt me gerust, na mijn hakkelend: 'Sorry M., maar ja, weet je...'

Goed die toenmalige FM leed dus aan die ziekte. Het was geen echte grote vriend van me. Niet dat hij een naaar mens was, verre van dat, maar soms heb je met de ene mens meer "klik" dan met de andere. Met zijn voorganger en ook met zijn aflosser, die ook geen al te makkelijk leven heeft gehad, naar ik hoorde, qua ziektes dan, had en heb ik beter contact gehad. Maar, toen ik/we hoorden dat hij opgenomen was in het VU, hebben we natuurlijk geïnformeerd over het hoe en wat, een kaart gestuurd, af en toe nog even gevraagd of der nog iets bekend was en ja, het leven neemt zijn beloop en, als ik heel eerlijk ben, en dat ben ik nu, ik was eigenlijk al een beetje van zijn bestaan vergeten. Mensen komen en gaan in je leven. Met enkelen houd je een enorme band, met anderen is het niet zozeer uit het hart, maar uit het oog. Er sijpelden ook geen verder geruchten door, trouwens. Niet dat De Keten geen hechte familie is, (lees de ironie, alsjeblieft) want dat is bijna geen enkel bedrijf, maar ja, zo werkt het nu eenmaal. Het hemd is nader dan de rok, bloed kruipt en alleen de naaste familie is echt belangrijk. Of ben ik nu egocentrisch? Ik heb veel goede collegae die nu in de lappenmand liggen, die ik graag wil bezoeken of bellen en dat zou hun goed doen, I know, maar ja, ik heb ook een (druk) leven. Maar, waarde collegae, L., J., M., als je dit leest: sterkte en ik ben je niet vergeten en denk nog steeds veel aan  je, hoor! En ik ga bellen, zeg maar!

Enfin, op het einde van een drukke dinsdag sleep ik het vermoeide en uitgewoonde lijf richting kantine. Die kan je alleen bereiken door, door de bakkerij heen te gaan. (iets klopt niet in die laatste zin, maar wat?) In die bakkerij staat een hele grote man in een wit T-shirt onze baksteres te omhelzen. Haar man? denk ik. Een beetje vreemd, misschien. Er staat ook een jong meisje naast en ik weet dat S., zij van de bakkerij, een dochter heeft van ongeveer die leeftijd. Nu ja, kan, misschien was hij toevallig in de buurt? Ik ga naar boven, schenk een beker water in, de koffiepot was leeg en het apparaat heeft te veel geheimen voor me om die  ook nog eens aan te zetten. Ik wil even gaan zitten, met een vakblad, als ik de hele grote man, met de jonge dame en bakkerij bazin naar boven zie komen. Ik kijk verwonderd naar hem op. Hij is echt groot. 'He, ouwe marinier', brult hij! 'Verrek', zeg ik, 'nu zie ik het pas! Goh man, hoe is het met je? En: wat zie je der goed uit!' Hij slaat me op mijn schouder. Ik zijg, iets, ineen en herinner me nu dat hij zo grofstoffelijk is omdat hij zijn leven lang Rugby heeft gespeeld. Ik schud hem de hand. We gaan zitten en er ontspant zich een fraai en vooral sterk, maar waar verhaal.
=later meer= 




 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten