woensdag 30 april 2014

Nooit eten weggooien, hoor!


Ik ben een klein beetje een baby "boomer". Ik ben van die generatie die een jaar of twee geleden nog voor hun voeten kreeg van de politiek dat wij, van die generatie, de grote opvreters en uitvreters waren, die alleen maar de lusten en niet de lasten van de nu neergaande economie hadden geplukt. Die kritiek kwam van vooral jeugdige en vaak studentikoze types. E. en ik herkenden ons daar helemaal niet in. Wij zijn al op jonge leeftijd gaan werken en we hebben al die jaren sociale lasten afgedragen, zodat de studentikoze types, die zoveel kritiek op ons hadden, studentikoze types konden blijven zijn.
Zelf ben ik van enkele jaren na de wereldoorlog. Nee, goochem, de tweede wereldoorlog natuurlijk, maar wel grappig geprobeerd, overigens. Mijn ouders waren echter wel van voor de eerste wereldoorlog en, ja ze zijn natuurlijk al jaren geleden overleden. Ze waren kleuter toen die oorlog uitbrak en peuter toen die eindigde en ja, ons land heeft die oorlog niet echt meegemaakt of zwaar aan den lijve ondervonden. Maar hun generatie heeft wel heel bewust de tweede wereldoorlog meegemaakt. (Veel van de ouders van de mensen die dit 'stukkie' lezen misschien ook wel, in ieder geval de grootouders van hen.)
Die tweede oorlog was, voor mijn ouders dan, heel naar en heel vervelend. Nee, ik kan er geen gevoel voor uitdrukken. Ik, mijn generatie, en dus nu hun kinderen, (die studentikoze types) hebben ons hele leven geweten en begrepen dat we alles mochten zeggen of schrijven of doen, zolang we geen wetten overtraden. (Wat dus tussen veertig en vijfenveertig onmogelijk was.)  Die wetten waren streng, hoor, toen we nog jong waren. Fietsen zonder licht, dat was not done. Vanaf een half uur na zonsondergang en tot een half uur voor zonsopgang moest je je lampjes aan hebben. Je moest je hand uitsteken als je afsloeg. Er was een verplicht stopteken als je fietste. Je moest je linkerarm pompend op en neer bewegen om aan te geven dat je wilde stoppen. Op het gras lopen als daar een bordje stond dat dat niet mocht? Vergeet het. Een stoplicht dat rood was? Ja, wat denk je. We hadden in het dorp, waar ik ben groot geworden, geen eens een verkeerslicht, overigens. We hadden slechts een (1) kruispunt, trouwens. Maar: we werden wel aan een verkeersexamen onderworpen op school, door de verkeerspolitie, die bestond toen nog. In die tijd hadden we zelfs nog een politiebureau in het dorp. Later was dat een (1) politieman, die toevallig in het dorp woonde maar die dan 'wel te bereiken' was. Nu is er slechts een (1) agent van dienst voor de hele gemeente, die is gefuseerd met vier of vijf andere gemeentes, geloof ik.
De melkboer kwam nog langs. Die had dan een honderd liter tank met melk achter op zijn wagentje. We gingen daar met een liter kan naar toe en hij tapte een liter af. En schreef het op in zijn crediteuren boekje. De winkelier kwam langs, met een voorgedrukt boekje en hielp de moeders bij het invullen: 'Doen we nog een pondje koffie, vrouw Graver, een gulden veertig, deze week. En, oh ja, ik heb de zeep in de aanbieding.' En schreef dat dan ook op. Later werd betaald. Als de oogst of de slacht binnen was.

Heb ik heimwee naar die jaren? Goh, nee, ik weet het niet. Niet echt, misschien wel, een beetje. Ik vond het wel allemaal een rustige jeugd, eigenlijk. Je wist wat wat was en wie wie was. De burgemeester woonde in dat huis, daar was het gemeentehuis, daar was de kerk, dat was de dominee en ja, de dokterswoning was bekend en ja, daar woonde die maffe man met zijn gezin. Die man was een kunstenaar, weet je niet. Hij schreef stukkies voor een krant, de man las boeken en had er zelfs geschreven! Hij had lang haar en een baard en zo. En: veel belangrijker: 'ze deden het met elkaar' zijn vrouw en hij dan, wist een vriendje te vertellen, want zijn moeder had gehoord van de nicht van de slager zijn achterneef dat de vrouw van de schrijver had verteld dat ze het nog steeds deden. Nou ja, ze had het iets anders gezegd, misschien was het 'vermeden' of 'geleden' of 'ik heb me gesneden', maar ja, die kunstenmakers: viezeriken waren het, toch, allemaal toch? Kijk nu eens naar zo een man als die Karel Peer, of heette hij nu Appel, die zij: Ik rotzooi maar wat aan. Ja, die stadjers, ga, wat een raar volk. En geef mij ook nog maar een pond verse worst, slager. En wat kaantjes voor de hond, die vind mijn man zo lekker.'

Heimwee, nee, niet echt, maar een ding wist en weet ik nog wel, van die jaren: "Nooit eten weggooien, hoor!"  Dat hadden mijn ouders me altijd ingeprent!
Daar kwam ik van de week weer eens achter, toen ik langs de groente afdeling liep. Prachtige bloemkolen werden weggegooid, want er zet ergens een bruin vlekje aan!

=later dus meer, want wat we tegenwoordig nodeloos weggooien, doet zeer=
Poëzie, bijna!

1 opmerking:

  1. Wat een herinneringen en oh zo waar. Je bord leeg eten want: je mag geen krummeltje gruien loaten zoals mijn opoe altijd wijs sprak.

    Groeten Huub

    BeantwoordenVerwijderen