dinsdag 27 januari 2015

In Rotjeknor, ofwel: De Chinezen zijn er al.

Voor de rabiate 010 hater onder de lezers: stop er maar mee, dit wordt geen anti Rotterdam verhaal. Ook geen juichend Amsterdam verhaal, overigens.
Ik had vandaag met mensen afgesproken in de stad aan de Maas. Met wie? Ach, dat is niet zo belangrijk en het waarom is, behalve voor ons drieën, ook niet zo interessant. Goed, we hadden een afspraak gepland om 11.00 hr, in een horeca gelegenheid die De Ballentent heet, een gelegenheid die bij elke Rotterdammer bekend is vanwege de heerlijke ballen, zeg maar. (Nee, niet de ballen van de lokale voetbalclub,hoor) Ik ken Rotterdam natuurlijk, iedere Nederlander hoort die stad eigenlijk te kennen. Ik ben er ooit in die vreselijke klomp steen, die Van Gent kazerne heet, geplaatst geweest, ik heb de afbouw van mijn eerste S-fregat in die regio meegemaakt en ben zelfs enkele malen op de race fiets van en naar en door de grote havenstad gereden. Maar om nu te zeggen dat ik de stad goed ken, nee, dat is niet waar. Ik weet van de geschiedenis van de stad, vooral dat stuk in de meidagen van 1940, waarbij het hele kleine handje onderbemande en slecht bewapende verdedigers de stad tegen de keurtroepen van het Duitse leger, inclusief hun parachutisten, hebben vrijgehouden, zolang het ging. Het verscheurende relaas van het bombardement, op het moment dat de wapenstilstand al was getekend en de stad niet meer verdedigd werd, is natuurlijk ten hemel schreiend. (De doden en de vernietiging betreur ik natuurlijk ook.)
In de jaren na de oorlog is de stad op een nieuwe en brede en fraaie manier heropgebouwd. Ja, zonder een mooie en historische oude stadskern, zoals Amsterdam, Utrecht, Groningen en meer steden dat wel hebben. Maar, er is nog steeds historie te zien in de stad, ik heb er, ook vandaag, iets van gezien. Ik had de TOMTOM vanaf Delft aangezet. Die reageerde slagvaardig. Je kent het wel, de stem die ook Sponge Bob doet/deed, doet nog steeds mijn SATNAV instrument. De mijnheer zelf, een toen nog jonge man, is, zoals gezegd heel jong, overleden, triest genoeg. In ieder geval: een van de mannen gaf mij het adres op van de ontmoetingsplaats. Ik had dat ingevoerd. Je kent het wel: ga naar Straat en huisnummer. Dus voerde ik het eerste de beste adres in dat ik aangewezen kreeg op mijn menu: Parklaan 1. Foutje: dat moest zijn: Parkkade 1. Toen ik op een gegeven moment, een heel fout gegeven moment, door de Maastunnel was gereden en daarna borden met Charlois, spreek uit Saarloos, op zag doemen, wist ik dat ik helemaal fout zat. Ik draaide en keerde met de handige Scenic en kwam, via de Maastunnel, again, op de Parklaan uit. Nummer een (1) was niets wat ook maar leek op een Ballentent, verre van dat. Verre van een plaats waar marine mensen ook maar iets te zoeken hadden, zo poep chique zag het eruit. Dus ja, ik zat fout, maar ik zag een parkeerplek, draaide mijn bips erin en betaalde een klein vermogen om de auto alleen maar neer te zetten. (In een ontwikkelingsland had ik van dat bedrag een drie maal modaal gezin een jaar lang van  eten kunnen voorzien.)
Ik had ook nog een stadskaart bij me en vond toen al vrij snel het adres dat ik wel zocht: Fu.., het adres was: Parkkade. Nu ja, dat was na vijf minuten bereikt. Een van de mannen die ik ging zien was er al en we begroetten elkaar. Hij wees me naar de overkant. 'Zie je die oorlogsschepen?' vroeg hij. Nee, zo spreken marinemannen niet. 'Zie je die bootjes, daar? Dat is een Chinees smaldeel, die mannen varen de ballen uit hun broek. Die maken een wereld reis. Ze zijn via der States en Zuid Amerika gekomen, doen nu Europa aan en gaan dan via allerlei Europese havens terug naar hun land.' Even dachten we beiden aan de lange vaarperiodes die wij ook hadden meegemaakt  en wat dat lange van huis zij met je doet. Heel wat, dat kan ik je verzekeren.
Ook wees hij me de kranen aan van de werf van Wilton-Fijenoord, nu ja de spelling is niet helemaal oké, waar ik een van mijn lievelings-schepen "van de werf" had gehaald, de "Philips van Almonde."
Een wat vreemde naam voor een "boot van niks nie bang", maar een schip dat een enorme goede reputatie had (heeft) in onze KM en niet alleen in onze marine. De ALMO, zoals iedereen haar, haast liefkozend, noemde, was een schip met heel veel diverse bemanningen maar allemaal klonken als klokken.
Ondertussen was ook onze gespreks-partner gearriveerd. Hij en ik rookten even, dat moet je bijhouden, en we wezen hem ook het smaldeel aan. Alle drie vonden we dat die Chinezen behoorlijke schepen konden bouwen. Strakke en snelle lijnen, toch ook een aardige zeeg en veel, heel veel bewapening en dat soort dingen.
Tja, zuchtte een van ons, eerst komen ze met Pinda Pinda, Lekka Lekka, dan met Gado Gado om een voetbal club in de residentie over te nemen en als dat niet snel lukt, ook al met oorlogsschepen.

Even later vond ons gesprek, dat vruchtbaar was en zo, plaats. Ik had graag een bal willen eten in de Ballentent. Maar ja, een klein vermogen investeren in een parkeerplaats, met de kans op een boete er bovenop, weerhield me ervan.
Ik liep terug naar de poep chique parkeerplek, maar keek nog even om me heen. Ik zag het ouwe SS Rotterdam, ik zag Katendrecht aan de overkant en heel even klonk het lied over Blonde Arie en zijn schuit die nooit terug kwam in me binnen. De TOMTOM gaf aan dat ik naar de ring moest.

Nee, 010, ik zal er nooit gaan wonen, maar het heeft ondertussen wel een plekje in mijn hart. Een klein plekje, maar dat is wel warm.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten